Operarecensie

Operadagen: Being Arthur entertaint

Op de openingsdag van Operadagen Rotterdam 2014, afgelopen zaterdag, voer het publiek per schip naar de Onderzeebootloods voor de locatieproductie Being Arthur. Dat bleek een vlotte voorstelling, die echter niet het bakboord van de vernieuwing koos, maar zwaar overhelde naar het stuurboord van entertainment. Ondanks ruim aanwezig talent.

De cast van Being Arthur (foto: Rik Engelgeer).
De cast van Being Arthur (foto: Rik Engelgeer).

De vaartocht naar Being Arthur leidde via de Wilhelminapier langs het SS Rotterdam – dat bij RDM werd gebouwd – naar de voormalige scheepswerf, op de kop van de Waalhaven. Al op de kade ontdekten de mensen die net ontscheept waren dat ze het publiek zouden worden van een groep musici, zangers en acteurs, die kwamen aanrijden in een aftandse bus en die blij waren hun publiek gevonden te hebben.

Uit de bus klommen de musici, de graalridders, Guinevere en Arthur. Al 1500 jaar reisden ze rond om overal waar de Arthur-legende over heldendom en broederschap een rol kon spelen van dienst te zijn.

Maar in de loop van de avond zou blijken dat er twijfels waren, over de betekenis van gelijkwaardigheid en broederschap. Er bleken leden van het gezelschap die toch liever een eigen bus zouden hebben, gewoon voor de privacy. En Arthur zou in hele moderne mensentaal zijn twijfel uiten over zijn leiderschap.

Eenmaal binnen in de loods volgde de disclaimer: elke gelijkenis op bestaande personen is geheel de bedoeling en Merlijn doet niet mee. De ouverture die de vier musici en drie zangers daarna brachten, was gebaseerd op de muziek van Henry Purcell, die de Arthur-legende voor een semi-opera gebruikte.

En toen was daar Arthur, gespeeld en gezongen door Jorien Zeevaart. Arthur vroeg zich af wat de zin nog was van de reis die al zo lang duurde. Hij twijfelde aan zijn leiderschap en de rol van het Arthur-verhaal in deze tijd, waarin alles anders is. “Wie hard genoeg schreeuwt, krijgt geen moeilijke vragen.”

In de loop van de voorstelling, gemaakt door het Kameroperahuis in samenwerking met Operadagen Rotterdam en de Nederlandse Reisopera, vraag je je als toeschouwer af of de Heilige Graal naast de tuinstoelen, de instrumenten en de opklapbare ronde tafel wel in het busje past. En of Being Arthur een moraal heeft, een boodschap.

Wie dat wil weten, moet zelf gaan kijken. Nog tijdens Operadagen Rotterdam, of anders op Oerol of bij één van de optredens op het Stadsfestival Zwolle. Ik kan me voorstellen dat het in de context van die evenementen een hele leuke voorstelling is. Maar voor Operadagen heb ik mijn twijfels.

De teksten zijn vlot, maar leunen zwaar naar cabaret. De monologen van Arthur zouden in een programma van pakweg Claudia de Breij niet misstaan en de muziek kan zo in het Beatrixtheater, want het ruikt sterk naar musical. Het Engels van de liedteksten versterkt dat. Het entertainment wint het voortdurend van de artistieke kwaliteit.

Bij die beoordeling zijn allerlei relativeringen te maken. Het ruim bemeten busje is veel te klein voor het aanwezige talent. Dat van Jorien Zeevaart bijvoorbeeld. Zij draagt de voorstelling, fungeert als verteller en doet dat fenomenaal, vaak frontaal op de zaal, die in de door daglicht verlichte hal vast geen veilig zwart gat vormt. Haar performance en timing zijn ijzersterk en ze krijgt met het grootste aandeel in tekst alle kans die kwaliteiten te tonen.

Voor de andere spelers blijven er in dit libretto alleen zinnetjes over, waarvan die door de cellist consequent onverstaanbaar zijn. Maar ze worden – oh zo guitig – meteen vertaald.

Drie grote vocale talenten rollen uit het busje. Sopraan Bauwien van der Meer, kort geleden nog te zien als Mrs. Coyle in Owen Wingrave van Opera Trionfo, krijgt nog de meeste ruimte voor haar kwaliteit als zangeres en actrice, met zowel een stem als grote ogen die spreken.

De mannen van het ZangersEnsemble van de Reisopera, bariton Bora Balci en bas-bariton Arman İşleker, moeten vooral bewegen, dansen, een beetje praten en maar weinig zingen. Met wat typecasting is Balci de dromerige jongen en İşleker de stoere Turk. Ze fungeren goed in de leukige grappen en dansjes, maar vocaal worden ze ernstig onderbelast.

Cabaret en musical: wat mij betreft is eigentijds muziektheater meer dan de optelsom van die twee elementen. Being Arthur biedt makkelijke muziek en kekke teksten, maar eigenlijk is er alleen in het slotnummer enige muzikale spanning te horen. Daarin staan alle leden van het ensemble frontaal naar de zaal en zingen: “Be a part of the whole (…) Be the one and be all.” Wel héél erg Les Mis.

Being Arthur is nog te zien op 21 en 22 mei tijdens de Operadagen Rotterdam en gaat later naar Oerol (vanaf 14 juni) en Zwolle. Zie voor meer informatie de website van Kameroperahuis Zwolle.

Vorig artikel

Cora Burggraaf: terug naar het kleine

Volgend artikel

Operadagen: Macbeth als politieke actualiteit

De auteur

François van den Anker

François van den Anker

François van den Anker is muziekjournalist. Hij doet verslag van de wereld van opera en lied met interviews, reportages en podcasts.