Operarecensie

Bach en Pergolesi op z’n kleinst

Een kistorgel, een violone, een sopraan en een alt. Dat was de volledige bezetting waarin zaterdagavond in de Edesche Concertzaal enkele passiefragmenten van Bach en het Stabat Mater van Pergolesi werden opgevoerd. Een spannende keuze.

Het Stabat Mater beschrijft het verdriet en lijden van Maria bij het kruis van Jezus Christus.
Het Stabat Mater beschrijft het verdriet en lijden van Maria bij het kruis van Jezus Christus.

Het was wel wat ontnuchterend. De ene avond luister je naar de grote, rijke klank van het Concertgebouworkest, de volgende avond krijg je enkel kistorgel en violone geserveerd. Twee uitersten, die eigenlijk niet met elkaar te vergelijken zijn en dus op hun eigen waarde beoordeeld moeten worden.

De kracht van deze minieme bezetting was voor mij dat de zangpartijen helemaal bloot kwamen te liggen. Dat liet de muziek in de toch al intieme concertzaal nog intiemer overkomen. Ook had het iets rustgevends. Geen groot drama, geen groot volume. Slechts een bescheiden klank. Simpel maar schoon.

Nadelig vond ik dat er weinig reliëf in de muziek aangebracht kon worden. Zowel het volume als de klankkleur bleef gedurende de hele avond min of meer hetzelfde. Daarnaast had ik mijn aarzelingen bij het gebruik van de violone, bespeeld door Sarah Haynes. Heel authentiek, maar zuiver was het niet altijd en of de nogal snarige klank nu te prefereren is boven het vollere geluid van een hedendaagser basinstrument…

Op het programma voor de pauze stonden fragmenten uit de Johannes Passion en de Matthäus-Passion; zowel koraalbewerkingen voor kistorgel als aria’s en een arioso. Daartussenin speelde organist Henk van Zonneveld de ‘Canon in Hypodiateßeron’ uit Die Kunst der Fuge, waarmee hij me dankzij zijn wat technische maar boeiende inleidende praatje bijzonder wist te fascineren.

Sopraan Marjon Strijk en mezzosopraan Gabriëlle Nijhuis gaven goed acte de présence. Eerst afzonderlijk in de aria’s van Bach en na de pauze getwee in het Stabat Mater van Pergolesi.

Nijhuis liet een stevig, donker geluid horen. Soms had ik wel het gevoel dat ze haar stem wat moest laten openbloeien, om er meer dan die ene dramatische tint uit te halen. Strijk liet een vibratoloos, stralend geluid horen, erg zuiver en doordringend. Naar mijn smaak een perfecte stem voor dit repertoire. En een interessant contrast met Nijhuis.

In het Stabat Mater van Pergolesi draait naar mijn idee alles om dat contrast, die balans tussen de twee solostemmen. In mijn voorbereiding beluisterde ik de opname van Julia Lezhneva en Philippe Jaroussky uit 2013. Hun stemmen liggen zo dicht bij elkaar qua klank en karakter dat je ze soms haast door elkaar haalt. Een magnifieke ervaring.

Tussen Nijhuis en Strijk was er juist een scherp onderscheid. Maar ook dat werkte goed. Het was haast alsof de jonge Maria van kerst en de oudere Maria van Goede Vrijdag naast elkaar het lot van hun zoon beweenden. Ik kon me er goed in vinden.

In zijn toelichting sprak Henk van Zonneveld met een knipoog de hoop uit dat het publiek na die avond zijn Johannes, Matthaüs of Stabat Mater alleen nog maar in deze kleine bezetting zou willen horen. Zo ver zou ik niet willen gaan. Maar een verfrissende, interessante beleving was het zeker.

Zie voor meer informatie de website van de Edesche Concertzaal.

Vorig artikel

Terug in de tijd met Le pré aux clercs

Volgend artikel

Oliemans zingt Des Knaben Wunderhorn

De auteur

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman is journalist en muziekliefhebber. Hij richtte in januari 2009 Place de l'Opera op en leidt sindsdien het magazine.

1 Reactie

  1. Maarten-Jan Dongelmans
    1 april 2015 at 11:39

    Het leuke van de huidige barokpraktijk is dat voor alle richtingen plek is. Een Matthaeus met alleen solisten die ook de koorpartijen zingen, of een traditionele versie met groot koor, of alleen de aria’s met solisten met orgel, continuo en/of solo-instrument: het kan gelukkig allemaal. Met dank aan alle Oude Muziek helden die indertijd hun baanbrekende werk zijn begonnen.