Operarecensie

Pendatchanska blinkt uit in Berlijnse Turco

De kleine reeks Rossini-opera’s die momenteel gaande is in Berlijn werd op 10 december voortgezet met Il Turco in Italia bij de Staatsoper Unter den Linden. Een nogal ongelukkige productie van David Alden, die echter tot leven werd gewekt door het vuur van de Bulgaarse sopraan Alexandrina Pendatchanska.

Repetitiefoto van Pendatchanska.
Repetitiefoto van Pendatchanska.

Nadat ze in 2007 in dezelfde rol al veel succes had behaald in München, is Alexandrina Pendatchanska nu de uitmuntende Donna Fiorilla in de reprise van een Turco-productie van David Alden, die in juni 2008 voor het eerst opgevoerd werd.

De rol van Fiorilla vergt, zoals de naam al zegt, veel ‘fioritura’. Maar niet alleen dat. Iedereen die de opname van de opera uit 1954 met Maria Callas kent, weet hoeveel verfijning en intelligentie een artiest in de rol kan stoppen.

Nou, Pendatchanska heeft alles wat een goede Rossini-sopraan nodig heeft. Ze heeft een frisse en natuurlijke stem, maar ook zeer precieze en dynamische coloraturen. Onaangedaan speelt ze met de noten als een klein meisje in een speelgoedkamer, waarbij ze haar ‘bravura’ nooit op zichzelf laat staan. Altijd zit er een gedachte achter.

Haar ogen betrekt ze voortdurend in het spel, wat je alert houdt. Ze heeft simpelweg de gave van een persoonlijkheid, waarmee ze alle aandacht van het publiek naar zich toe trekt.

Het is een groot plezier om haar te zien samenspelen met ‘il bel turco’ Selim, gezongen door Giovanni Furlanetto (niet te verwarren met Ferruccio Furlanetto). Grappig genoeg begon deze Italiaanse bas zijn carrière met een opleiding tot circusclown. Het zal daar wel door komen dat hij zo gemakkelijk communiceert. Een bepaalde houding of zelfs een beweging met één vinger is bij hem al genoeg om te overtuigen.

Behalve dat is zijn zang heel authentiek en precies. Hij heeft wat beperkingen in de hoogte, maar dat compenseert hij met veel muzikaliteit in het middenregister en een rappe tong.

De andere zangers (Andrea Concetti als Geronio, Colin Lee als Narciso en Katharina Kammerloher als Zaida) doen het prima, maar stoppen niet dezelfde energie in hun acteren. Dat kan door twee dingen komen: de muzikale leiding of de regie.

De enige goede reden om te gaan kijken, is Pendatchanska

In het Latijn zeg je ‘nomen est omen’, wat zoveel zegt als ‘de naam is een voorteken’. Dat gaat zeker niet op voor maestro Riccardo Frizza, die allerminst dirigeert naar wat zijn naam voorspelt: in het Italiaans is ‘frizza’ is de derde persoon van het werkwoord ‘frizzare’, dat ‘bruizen, sprankelen’, betekent.

Iedereen verwacht van de muziek van Rossini dat het sprankelt, dat het bruist als champagne. Maar de champagne die Frizze serveert, lijkt een paar dagen eerder al geopend te zijn. Ik kan er geen enkele bubbel in ontdekken, noch enig plezier of enige vreugde.

Wellicht dat Frizza – die vooral dirigeert in Italië, waar traditionalisme de standaard is – gewoonweg geen klik kan krijgen tussen de muziek en de actie op het toneel.

Dat is precies waar ook de regie van David Alden last van heeft. Al de komische situaties zijn te vaag om hout te snijden of effect te hebben.

De confrontatie tussen Fiorilla en Zaida is bijvoorbeeld een moment waarop het publiek normaal gesproken de buik vasthoudt van het lachen als de vrouwen doordraaien. Maar Alden geeft er de voorkeur aan de scène te veranderen in een abstract tableau waar alle karakters in elkaar verstrikt raken, gevangen door een web van onder spanning staande draden. Maar juist door dat onrealistische en kunstmatige blijft de scène zonder elektriciteit.

In de eerste akte slaat de dichter Prosdocimo (Alfredo Daza) de spijker op z’n kop als hij zingt: ‘Non ci vedo intreccio naturale’ (Ik kan er geen normale plot in ontdekken). Dat klopt helemaal voor deze productie.

De enige goede reden om te gaan kijken, is Pendatchanska. Dat kan nog op 18, 20 en 22 december. Zij zal overigens in februari weer in Berlijn te zien zijn, in Händels Agrippina. René Jacobs voert dan de regie. Hopelijk beter.

Alessandro Anghinoni doet regelmatig verslag van interessante producties in Berlijn. Hij is Italiaans maar woont sinds 2000 in Berlijn. Hij is vertaler van beroep en schrijft regelmatig over opera. Voorheen voor bladen als Opernwelt, tegenwoordig op zijn blog Operello&Operella.

Vorig artikel

Guillaume Tell is huzarenstuk Matinee

Volgend artikel

Tip: luister geprezen Guillaume Tell

De auteur

Alessandro Anghinoni

Alessandro Anghinoni