Operarecensie

Veel zelfspot in Guillaume Tell in Zürich

De nieuwe productie van Guillaume Tell bij het Opernhaus Zürich zit vol ironie en zelfspot. Zwitserland wordt geconfronteerd met haar mythen en wat daar vandaag nog van over is. Muzikaal krijgt Rossini’s opera een glansrijke uitvoering onder Gianluigi Gelmetti, terwijl Antonino Siragusa meesterlijk debuteert als Arnold.

Scène uit Guillaume Tell (foto: Suzanne Schwiertz).

Ironie is geen beroemde eigenschap van de Zwitsers. De nieuwe Zürchner productie van Guillaume Tell (als je er één zou moeten noemen toch wel de nationale opera) zit er echter vol mee, evenals met humor en – voor de Zwitsers in het publiek – veel zelfspot.

De uit de tv-wereld komende regisseur Adrian Marthaler (de broer van de in de operawereld bekendere Christoph Marthaler) verpakte het verhaal van de legendarische nationale held Wilhelm Tell haast in de stijl van een politieke satire. Helemaal politiek werd het bij de première, toen het omstreden en pas uit zijn ambt teruggetreden bondsraadslid Moritz Leuenberger een kleine figurantenrol speelde in de geënsceneerde ouverture.

Wat is vandaag de dag Zwitserland, wie zijn de Zwitsers? Kent men nog een nationalisme à la Guillaume Tell? Wie zijn de vijanden van het vaderland: de buitenlanders die hier leven? Of de Europese Unie, die het land dreigt te bezetten? Als men het verhaal van de Rütlischwur (de oprichting van Zwitserland) serieus neemt, verzeilt men al snel in een populistisch rechts-extremisme, waar een kosmopolitisch operapubliek hopelijk enkel om kan lachen.

En gelachen werd er – Zwitser of niet – toen het fenomenale slotbeeld, na een minuut wachten voor een gesloten doek, zichtbaar werd. In plaats van de zonnestralen en natuurschoonheid uit het libretto keken we naar een heelal, waarin Europa als sterrenbeeld op de achtergrond verscheen, terwijl een helder verlicht plastic schaalmodelletje van Zwitserland, inclusief vlag, ervandoor ‘zwom’. Helvetia als eiland, als komeet, als onafhankelijk, uniek stadsgezicht, losstaand van de wereldgeschiedenis.

Een regie dus vol prikkelende gedachten en kleurrijke, spectaculaire beelden (decor van Jörg Zielinski). En dat terwijl de productie qua actie op het toneel en personenregie eigenlijk niet veel te bieden had.

Op die fronten moest de productie het vooral hebben van de muzikale en vocale inbreng. De voorstelling stond onder leiding van de ervaren Rossini-kenner Gianluigi Gelmetti. Hij haalde uit de sterk ingekorte partituur (niet alleen het ballet was geschrapt) vele klankkleuren en dynamiek, en begeleidde nauwkeurig zowel de grote koorscènes als de solistische aria’s.

Zoals gebruikelijk in Zürich werd hier een vloot van topsolisten aan toegevoegd. De interpretatie van Michele Pertusi is inmiddels maatgevend voor de rol van Guillaume, met zijn perfecte balans tussen heroïsche mannelijkheid en menselijke warmte. Zijn tegenstander, de tiran Gesler, werd door Alfred Muff al met even solide kwaliteiten neergezet.

Michele Pertusi en Antonino Siragusa (foto: Suzanne Schwiertz).

Een minder spannend roldebuut gaf mijns inziens Eva Mei als Mathilde. Haar stem kwam op mij helaas nogal mechanisch en onbezield over, niet in staat om haar personage een echte kern te geven. Haar door luid en frequent inademen onderbroken frasering stond naar mijn gevoel een lyrische vertolking in de weg. Meer thuis was ze bij de coloraturen in haar tweede aria, die met veel applaus van het publiek beloond werd.

De ster van de avond was voor mij de momenteel niet te evenaren Rossini-kampioen Antonino Siragusa, die als Arnold debuteerde. Zijn frisse, zuivere en heldere stem stelde hem in staat een bovenmenselijk gemak te laten horen in zijn zang en frasering, zonder angst voor de uiterst hoge tessitura van de rol. Zijn klank, met een natuurlijk, bijna onmerkbaar vibrato, en zijn ademtechniek zijn voor mij uniek. Je luistert naar hem en het is alsof hij zich in het geheel niet hoeft in te spannen om de rol te zingen.

Arnold een rol waar hij naartoe gegroeid is. Na vele jaren Rossini was dit dan ook een rijp, meesterlijk roldebuut! Ondanks dat hij deze avond de bekronende hoge c aan het einde van zijn cavatina wegliet.

Eveneens met succes debuteerden de mezzosopraan Wiebke Lehmkuhl als Tells vrouw Hedwige en de sopraan Martina Janková als dochter van Tell (in deze enscenering was Jemmy een meisje).

Een zeer succesvolle uitvoering dus, die vele fans zal krijgen. Zowel onder de ‘expats’ (zoals de buitenlanders hier genoemd worden) als onder de Zwitsers. Mits ze humor hebben natuurlijk.

Alessandro Anghinoni is correspondent van Place de l’Opera in Berlijn en Zürich. Hij is vertaler van beroep en schrijft regelmatig over opera. Voorheen voor bladen als Opernwelt, tegenwoordig op zijn blog Operello&Operella.

Vorig artikel

A’dams Opera Koor jubileert met Nabucco

Volgend artikel

Een gewoon erg goede Zauberflöte

De auteur

Alessandro Anghinoni

Alessandro Anghinoni

1 Reactie

  1. Kevin
    23 november 2010 at 11:54

    I adore that panorama photo! Looks like a truly swell production. Wish we’d have that in Berlin, instead of (another) TROYENS.