AchtergrondInterviews

Airam Hernández gelooft in de taal van muziek

Eind 2019 won tenor Airam Hernández de Schaunard Award van Place de l’Opera voor zijn hoofdrol in Caruso a Cuba. Het was een prachtige opmaat voor een jaar dat hem naar vele landen zou voeren. Door de coronacrisis kwam het echter niet zo ver. Hij is al maanden thuis, op Tenerife. Maar hij blijft optimistisch. ‘De taal van muziek is zo vitaal voor ons mensen dat het altijd zijn weg naar het publiek zal vinden.’

Airam Hernández: ‘Opera is als een Zwitsers horloge: als alle elementen op de juiste plek zitten, werkt het in perfecte harmonie.’ (© Dario Acosta)

Zijn vader was een uitvoerder en leraar van traditionele Canarische muziek, dus het huis van de familie Hernández was voortdurend gevuld met instrumenten en repeterende studenten en ensembles. Airam legde al vroeg een mooie jongenssopraan aan de dag, maar was te verlegen om die aan mensen te laten horen. Als vrienden van zijn ouders op bezoek kwamen, verstopte hij zich onder zijn bed, zodat hij niet gevraagd zou worden om te zingen.

Airam had twaalf jaar orgel- en hoornles, maar zong daarnaast altijd en vond daarin uiteindelijk zijn toekomst. Al toen hij klein was, raakte hij gefascineerd door opera doordat zijn zus keer op keer het duet van Gilda en Rigoletto uit Verdi’s opera oefende. Na Rigoletto kwam La traviata, en toen Lucia di Lammermoor en toen La Sonnambula. Airam zoog de muziek uit die meesterwerken op. ‘Opera is sindsdien mijn metgezel.’

Airam Hernández begon zijn zangersloopbaan in het koor van het Gran Teatre del Liceu en zette koers naar een solocarrière in de operastudio en later het zangersensemble van het Opernhaus Zürich. ‘Ik ben wellicht een laatbloeier, maar ik wilde alles stap voor stap doen, zonder haast, zodat ik dit vak het respect zou geven dat het verdient door eerlijk en met liefde en toewijding te werk te gaan.’

De afgelopen jaren zong Hernández hoofdrollen bij onder meer het Teatro San Carlo, het Teatro Real de Madrid, de Dallas Opera en het Teatro La Fenice. De Nationale Opera engageerde hem om in maart 2019 de titelrol in Caruso a Cuba van Micha Hamel te zingen. Zijn optreden, waarin hij volgens een recensie ‘belcanto, hartstocht en acteren op schitterende wijze combineerde’, leverde hem de Schaunard Award voor ‘beste individuele prestatie van het jaar’ op.

Airam Hernández in Caruso a Cuba, de nieuwe opera van Micha Hamel die in maart 2019 in wereldpremière ging bij De Nationale Opera. (© DNO 2019 / foto Monika Rittershaus)

De coronacrisis was voor Airam Hernández net zo’n shock als voor alle zangers. Zeven van zijn projecten in onder meer Lugano, Weimar en Madrid werden tot nu toe geannuleerd. Sommige producties konden naar de toekomst verschoven worden, maar Hernández kon vanwege conflicten in zijn agenda niet alle verplaatsingen accepteren.

Hoe gaat het met je in deze rare tijd?
‘Ik moet zeggen dat het best goed met me gaat. De onverwachte vrije tijd kwam op zich niet op een slecht moment. Ik kon even ‘uit de trein stappen’ en teruggaan naar mijn roots. Ik ben de afgelopen jaren niet zó lang thuis geweest als nu en dat is een geweldig gevoel. Voor komend seizoen heb ik besloten bewust tijd vrij te laten om een paar masterdiploma’s te halen die ik al heel lang wilde halen.

Ik heb het geluk dat ik economisch gezien niet volledig afhankelijk ben van mijn carrière als zanger. Ik voel erg mee met collega’s die veel meer met deze situatie worstelen, en dat zijn er niet weinig. De muziekwereld kan in deze situaties echt wreed zijn, zeker voor mensen aan het begin van hun carrière. We moeten werken aan een systeem dat ons allemaal beschermt.’

Heb je veel contact met collega’s over de huidige ontwikkelingen en hoe zij daarmee proberen om te gaan?
‘Zeker, dit is een tijd waarin je dichter bij vrienden en familie komt te staan. Ik heb veel vrienden in de operawereld en iedereen is bezorgd over de toekomst. De nieuwe realiteit die we als artiesten onder ogen moeten zien, is nogal onzeker. Als het zo doorgaat, zal het voor velen moeilijk zijn om hun leven aan dit vak te blijven wijden.

Wij zijn mensen van de bühne en we zijn eraan gewend om emoties uit te drukken en onszelf aan het publiek te geven. Maar hoe is dat mogelijk als je telkens afstand moet houden en elkaar niet mag aanraken? Ik probeer optimistisch te blijven, want de taal van muziek is zo vitaal voor ons mensen dat het altijd zijn weg naar het publiek zal vinden. Maar ik verwacht dat we veel meer oratoria, symfonische werken en recitals zullen gaan uitvoeren – repertoire waar ik overigens erg van houd.

Nog voor de coronacrisis zong ik Alfredo in een productie van La traviata door Bob Wilson, gedirigeerd door Teodor Currentzis. We raakten elkaar als castleden niet aan, maar we leerden om door onze ogen, lichamen en gebaren op heel intense wijze emoties over te brengen. Aanraken was niet nodig. Ik denk dat we veel meer van dit soort minimalistische producties zullen gaan zien.’

In seizoen 2020/2021 sta je op het affiche in onder meer Toulouse en Madrid. Verwacht je dat die producties plaatsvinden?
‘Zoals ik zei ben ik heel optimistisch, dus ja: ik hoop het wel! Ik ben al voor het derde jaar op rij te gast bij het Théâtre du Capitole in Toulouse, dus ik wil daar heel graag zingen. Het stuk dat we uitvoeren, Fauré’s Pénélope, wordt zelden uitgevoerd, zeker in deze versie voor piano en stemmen.

In Madrid maak ik eindelijk mijn roldebuut als Don Ottavio in Don Giovanni, een rol die ik al heel lang wil zingen. Dus ik hoop zeer dat binnenkort weer een zekere normaliteit terugkeert. Ook in verdere seizoenen heb ik roldebuten staan waar ik al lang op wacht, zoals Tamino en de Duca di Mantova. Het zou heel jammer zijn als die niet doorgaan.’

Airam Hernández: ‘Caruso a Cuba gaf mij een heel goed perspectief op wat ons leven als artiesten inhoudt.’ (© Coke Riera)

Je ontving de Schaunard Award voor Caruso a Cuba. Hoe kreeg je die wereldpremièrerol?
‘Ik ben altijd een grote fan geweest van hedendaagse componisten. Ik zie hun werk als de erfenis die we aan de muziekgeschiedenis geven. De toenmalige artistiek directeur van De Nationale Opera wist dat en dacht daarom direct aan mij toen Caruso a Cuba gerealiseerd werd.

Het was geweldig, want de muziek was op dat moment nog niet af, wat mij de kans gaf om heel intensief met componist Micha Hamel samen te werken. Hij kon mijn stem gebruiken tijdens het creatieproces van dit karakter. Ik denk dat er daarom veel van mijzelf in deze rol zit. Hetzelfde gebeurde in de samenwerking met de regisseur, wat dit een operaproductie maakte waarbij ik mentaal en emotioneel extra betrokken was. Het werk ligt me zeer na aan het hart. Dat ik er een prijs voor gewonnen heb, maakt het nog meer bijzonder.’

Wat vond je van Caruso a Cuba als opera?
‘Het gaf mij een heel goed perspectief op wat ons leven als artiesten inhoudt, en hoe moeilijk het is om een leven in de spotlights te hebben en toch de persoon te blijven die je bent. In de opera verliest Caruso zichzelf op een gegeven moment in zijn faam. Op dat punt verliest hij het begrip voor wat echt is en wat niet, en ziet hij zichzelf alleen nog als datgene wat de mensen zien als de schijnwerpers aangaan. Dat is een gevaarlijke plek, waar je verre van moet blijven. Maar dat is niet altijd makkelijk. Ik denk dat de dualiteit tussen ‘de persoon’ en ‘de artiest’ in het leven van elke artiest terug te zien is.’

Veel operahuizen presenteren voorzichtige plannen voor het nieuwe seizoen en hier en daar worden alweer volledige opera’s uitgevoerd. Hoe zou jij aan het begin van een nieuw maar ongewis operaseizoen jouw liefde voor de kunstvorm uitdrukken?
‘Wat ik het mooiste van opera vind, is hoe compleet het als kunstvorm is en hoeveel tools het je geeft om een verhaal te vertellen, doordat er zo veel artistieke disciplines bij betrokken zijn. Je hebt het libretto, de karakters en de compositie. Om alles goed over te brengen, heb je decors, licht en audiovisuele elementen. En om je karakter tot leven te wekken, heb je kostuums en make-up. En dan kun je ook nog dansers en figuranten toevoegen voor dramatisch effect.

Opera is als een Zwitsers horloge: als alle elementen op de juiste plek zitten, werkt het in perfecte harmonie. En als alles in harmonie werkt, maakt het in de toeschouwers unieke gevoelens los, gevoelens die je bij andere kunstvormen zelden kunt ervaren.

Het is bovendien altijd nieuw. Eén van de meest interessante aspecten van opera is dat je in elke productie – met een nieuwe dirigent en nieuwe artiesten – een nieuwe versie van een verhaal en van de karakters kunt creëren. Het maakt het mogelijk om voortdurend nieuwe aspecten en lagen in een werk te ontdekken. Het resultaat: een onbegrensde ervaring.’

Lees meer over Airam Hernández op zijn persoonlijke website.

Vorig artikel

Cité de l’Opera: Stan, Nickey en Asmik

Volgend artikel

De operahuizen gaan weer open: Berlijn (2)

De auteur

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman is journalist en muziekliefhebber. Hij richtte in januari 2009 Place de l'Opera op en leidt sindsdien het magazine.