AchtergrondBinnenkortFeatured

Willem Bruls over opera en Venetië

Op 1 oktober verschijnt Venetiaanse zangen, het nieuwe boek van dramaturg en publicist Willem Bruls. Onderwerp is opera in Venetië, een stad waarvoor de schrijver al sinds zijn negentiende een fascinatie heeft. François van den Anker mocht een drukproef inkijken en sprak met de auteur.

Willem Bruls: “Als ik iets heel moois zie, zoals een schilderij, wil ik er helemaal in kruipen. Dat was met Venetië ook zo.” (© Jelmer de Haas)

Waar de fascinatie van Willem Bruls voor Venetië begon, weet hij nog precies. Hij kwam vanuit Limburg net aan in Amsterdam om te gaan studeren en zag de film Death in Venice. Regisseur Luchino Visconti baseerde zijn script op de novelle Der Tod in Venedig van Thomas Mann en koos er muziek bij van Gustav Mahler. “Het was letterlijk een nieuwe wereld die voor me openging”, herinnert Bruls zich. “Er kwam een dimensie van klank en beeld bij, waarvan ik het bestaan niet vermoedde. Nu, zoveel jaren later, realiseer ik me dat het een ‘life changing experience’ was.”

De negentienjarige Bruls werd zo gegrepen door de stad die het decor van de film vormde, dat hij besloot erheen te gaan. Hij boekte een kamer in Grand Hôtel des Bains, waar het boek en de film zich afspelen. Een kamer voor één nacht, meer kon de jonge student zich niet veroorloven.

Bruls vertelt hoe die eerste kennismaking met de lagunestad verliep. “Ik kwam laat aan, met de trein vanuit München. De vaporetto’s voeren niet meer, dus ik nam een watertaxi. Het was laat in de avond en de stad was doodstil. Vanuit de watertaxi zag ik de gevels van het Canal Grande langs me glijden. Dat maakte een enorme indruk op me. De bestuurder van de watertaxi zette me achter Hotel Excelsior af. Het was de steiger waar hoofdpersoon Gustav von Aschenbach in het boek van Thomas Mann ook uitstapte.”

Hôtel des Bains

Die eerste fysieke confrontatie, die vele jaren later zou leiden tot het boek Venetiaanse zangen, is heel concreet gedocumenteerd. Bruls haalt uit zijn archief een wit met zilver bedrukte map – het soort waarin sjieke hotels briefpapier aanboden toen er nog geen e-mail bestond – en toont de hotelrekening. De datum is 11 juli 1982, de kosten voor het verblijf bedroegen omgerekend zo’n 200 gulden.

De jonge student liep het decor in van de film die hij zo goed kende. “In het donker zag ik de witte gevel van Hôtel des Bains oplichten. Binnen waren er lange, ziekenhuisachtige gangen. Ik kon maar één nacht blijven en besloot zo veel mogelijk gebruik te maken van alle voorzieningen. De volgende morgen zat ik bijna alleen in de ontbijtzaal, zwom een halfuurtje in het zwembad en maakte een korte wandeling op het strand. Toen was mijn tijd in het hotel alweer om. Maar: ik had het gezien, ik was er geweest.”

Bijna veertig jaar later is het hotel gesloten en zijn er plannen voor appartementen. Er is nog weinig over van de oude glorie, ontdekte Bruls bij een recent bezoek. “Hôtel des Bains is dood”, noteert hij teleurgesteld in één van de laatste hoofdstukken van zijn boek.

Bepalende ontmoeting

Bruls analyseert hoe zijn fascinatie voor de stad Venetië begon met het werk van Visconti. “Het was de combinatie van het thema, dat me persoonlijk aansprak, met de muziek van Mahler en het decor dat de stad vormde. Ik was al jong een lezer, dus ik wist wie Thomas Mann was. Het was dat samengaan, de gelaagdheid van die dingen – zoals de stad zelf ook een gelaagdheid bleek te hebben. De schoonheid, het uiterlijk, het esthetische, samen met de magie van het woord ‘Venetië’.”

“Nee, ik was daar in Venetië niet om mijn Tadzio te zoeken. Ik identificeerde me ondanks mijn negentien jaren veel meer met de figuur van Von Aschenbach in de film. In de radiodocumentaire die ik met Chazia Mourali, overigens geheel los van het boek, heb gemaakt, vraagt ze op een bepaald moment: ‘Willem, waarom wil je in Venetië zijn?’ Mijn antwoord: als ik iets heel moois zie, zoals een schilderij, wil ik er helemaal in kruipen, er deel van uit maken. Dat was met Venetië ook zo.”

Een dag na zijn eerste bezoek aan Venetië reisde Bruls verder naar het zuiden. Hij sliep een paar nachten op een grasveld voor het station in Florence, waar hem een nieuwe, bepalende ontmoeting wachtte. “In Florence leerde ik Patrice kennen, die me later meenam naar zijn huis in Aix-en-Provence. Hij kwam daar op een avond thuis met twee tickets voor de opera L’Italiana in Algeri, op de Place des Quatre-Dauphins. Zo zag ik in 1982 mijn eerste opera. Dat ik de rest van mijn leven grotendeels aan opera zou besteden, besefte ik die avond natuurlijk niet.”

“Venetië heb ik sinds die eerste keer vaak bezocht. Toch heb ik er nooit willen wonen. Het toerisme op zich vind ik niet erg, maar het maakt wel dat de stad en de bewoners zelf veranderen. Die toeristen komen naar iets moois kijken, dat mag, en de meesten zijn ’s avonds alweer weg. Maar de Venetianen zijn zich anders gaan gedragen vanwege de toeristen. Venetië heeft iets melancholisch en deprimerends, zeker in de winter.”

Monteverdi

In 2009 kwam Bruls’ laatste boek, Mijn opera, uit en kort daarna was er overleg met de uitgever. Uit verschillende opties werd gekozen voor een boek over Venetië. Het zou nogal een arbeidsintensief project worden, merkte de schrijver al snel. “Materiaal verzamelen, mensen benaderen en gesprekken voeren: dat bleek lastig te combineren met mijn werk als dramaturg. Toch ben ik steeds verder gegaan. Als ik tijd en rust kon vinden, zat ik zo weer in het materiaal. Dat moest hier thuis. Alleen hier kan ik schrijven.”

In het boek komen de namen voor van Monteverdi, die in Venetië werkte, van Richard Wagner, die er “de zinderende liefdesakte van Tristan und Isolde op papier zette”, schrijft Bruls, en van Violetta Valéry, die er voor het eerst op het podium stierf tijdens de première van de opera La traviata in 1853. Stravinsky’s opera The Rake’s Progress ging er in wereldpremière en het werk van vernieuwer Luigi Nono ontstond er.

“Wie ik zou willen ontmoeten van alle historische figuren die in het boek voorkomen? Geen twijfel: Claudio Monteverdi. Ik beschrijf in het boek hoe hij na zijn periode in Mantua zichzelf en de opera heruitgevonden heeft in Venetië, met zijn opera’s L’incoronazione di Poppea en Il ritorno d’Ulisse in patria. Ik zou drie dagen met hem willen praten in Café Florian op de Piazza San Marco: dag één over Orfeo, dag twee over Il combattimento di Tancredi e Clorinda en dag drie over Poppea en Ulisse. En als het kan graag nog een vierde dag om te spreken over de werken die verloren zijn gegaan.”

Bevroren muziek

Het oorspronkelijke geluid van de opera’s die begin zeventiende eeuw in Venetië gecomponeerd werden, is niet meer hoorbaar. Toch is er veel uit die periode terug te vinden door de gebouwen van de stad.

Willem Bruls met Chazia Mourali in Venetië. (© Kinga Leftska)

Venetiaanse zangen opent met een citaat van Goethe: “Architectuur is bevroren muziek.” Bruls legt in het woord vooraf uit hoe de architecten van de renaissance verhandelingen over muzikale harmonie bestudeerden. “Het Palazzo Grimani, nu een museum, maakte een verpletterende indruk op me. Daar woonden de Grimani’s, die verschillende theaters in Venetië bezaten en compositieopdrachten gaven. Cavalli en Monteverdi kwamen er over de vloer en daar is waarschijnlijk gerepeteerd voor de opera’s Ulisse en Poppea.”

Het boek begint bij Monteverdi en gaat verder in de tijd tot Benjamin Brittens opera Death in Venice uit 1973 en Luigi Nono’s Prometeo uit 1984. Bruls bezocht Nuria, de weduwe van Nono, dochter van Arnold Schönberg en zijn tweede vrouw Gertrud Kolisch. Nuria beheert de nalatenschap van haar man in de Fondazione Luigi Nono.

Nutty professor

Samen met Chazia Mourali maakte Bruls de radiodocumentaire De lokroep van Venetië. Vanaf 5 oktober zijn wekelijks twee delen te horen. De NTR kwam met het plan voor een tocht door Venetië. “Chazia en ik zijn heel verschillend, maar we zijn generatiegenoten en delen, elk op onze eigen manier, de liefde voor opera. In Venetië was ik af en toe de ‘nutty professor’, Chazia zag dat met verbazing aan. ‘Willem, jij kunt naar een oude muur kijken en dan is dat voor jou vierhonderd jaar operageschiedenis. Ik zie alleen maar die oude muur’, zegt ze ergens in de serie. Ze was ooit heel kort in Venetië en vond het er vanwege de drukte verschrikkelijk. De premisse van de serie is dat ik haar de stad laat zien en aantoon dat er veel meer is dan ze kon vermoeden.”

Samen met regisseur Aletta Becker en geluidsman Huibert Boon reisden – en raasden – de twee door de stad. “Aletta Becker had vooraf veel ontmoetingen en gesprekken geregeld. Er waren zes dagen om alles op te nemen, het schema zat overvol. In de radioserie gaan we veel in op de actualiteit. In één van de afleveringen spreken we mensen die een pand bezet hebben omdat er alwéér een restaurant bij zou komen in de stad.”

Grondgrammatica

Met de combinatie van Venetië en opera blijkt Bruls een goudader aan te boren van verhalen, historische feiten en gebeurtenissen die de ontwikkeling van de kunstvorm opera bepaald hebben. Ergens in het boek zegt de schrijver: “Opera had nergens anders kunnen ontstaan dan in Venetië.”

Hij legt uit: “Ik chargeer nu, maar waar literatuur het discours is van het ik, is opera het discours van de lust, van de wellust en van de afgronden daarvan. Als dat een kern is van opera, dan moet dat met Venetië te maken hebben. In Florence en Mantua werden aan het begin van de zeventiende eeuw ook opera’s gemaakt, maar die gingen niet over lust. In het Venetië van de jaren veertig en vijftig van de zeventiende eeuw ontwikkelde zich iets wat uiteindelijk de ‘grondgrammatica’ van de opera werd, zowel formeel als voor wat betreft de thematieken. Ik verbind dat met de geest van de stad en het libertinisme dat al lang voor de zeventiende eeuw in Venetië bestond. Het eerste openbare operatheater werd in 1637 in Venetië, en nergens anders, geopend.”

Het boek Venetiaanse zangen verschijnt op 1 oktober bij uitgeverij Atlas Contact.

De radioserie De lokroep van Venetië van Aletta Becker met Chazia Mourali en Willem Bruls wordt vanaf 5 oktober iedere vrijdag en zaterdag rond 18.30 uur uitgezonden in het NPO Radio 4-programma Podium.

Vorig artikel

Castellucci's Zauberflöte is bitterzoet

Volgend artikel

Cité de l’Opera: Maria, Remco en Missy

De auteur

François van den Anker

François van den Anker

François van den Anker is muziekjournalist. Hij doet verslag van de wereld van opera en lied met interviews, reportages en podcasts.