AchtergrondBinnenkortBuitenlandInterviews

Willem Bruls schrijft eerste operalibretto

Artikelen, boeken, adaptaties, dramaturgieën: veel staat al op Willem Bruls’ naam, maar nog geen eigen operalibretto. Op 4 mei verandert dat als zijn opera Alp Arslan in wereldpremière gaat bij het Stadttheater Gießen. Bruls vertelt over het project en het proces. “Op de eerste dag is dat lege blad papier zo groot als de halve aardbol.”

Willem Bruls: “Ik had totaal geen idee of het goed was, maar ik had geschreven wat ik wilde schrijven.” (© Jelmer de Haas)

Willem Bruls is al heel lang gefascineerd door de Oriënt. Hij schreef een boek over de blik van Europese operamakers op het Oosten (Ontvoering, verleiding en bevrijding. De Oriënt in de opera), maar was evenzeer nieuwsgierig naar het echte Oosten, niet gezien door de ogen van een westerling, maar gezien en geleefd door de mensen ter plaatse. “Want die beide dingen hebben niet veel met elkaar te maken”, vertelt Bruls.

“In 2000 reisde ik zes weken lang door Syrië, Libanon en Turkije. Ik bezocht onder meer Aleppo. Die stad maakte een overweldigende indruk op me. Het is het Venetië van het Oosten. Het is een echt oriëntaalse, monumentale stad, een breekbaar weefsel van enorme schoonheid. De architectuur is verfijnd en de culturele diversiteit is groot. Zo zag ik een moskee met een volledig byzantijnse architectuur. Ik leerde ook veel mensen kennen en bouwde vriendschappen op. Dat bezoek was het allereerste begin van dit project.”

Twee jaar later keerde Bruls terug naar Aleppo om met radiomaker Walter Slosse de vele muzikale tradities in Aleppo in beeld te brengen. Het resulterende reisverslag, De Zangers van Aleppo, werd uitgezonden door de VPRO en is nog steeds terug te luisteren.

Ondertussen las Bruls een boek van Amin Maalouf waarin de kruistochten beschreven worden vanuit Arabisch perspectief. “Maalouf noemt heel kort een machtswisseling, waarbij een jonge sultan de macht krijgt, bijgestaan door een eunuch. Dat verhaal is gaan branden in mijn hoofd. Maar het bleef altijd in de la liggen.”

Toen in 2012 de Syrische burgeroorlog uitbrak en Bruls veel vrienden en kennissen in Aleppo op allerlei wijzen kwijtraakte, wist hij dat hij het verhaal van de jonge sultan moest vertellen. “Omdat het niet enkel een middeleeuws verhaal is, maar net zo goed een verhaal van nu.”

Via een vriendin kwam Bruls in contact met de Zuid-Afrikaanse componist Richard van Schoor, die op zoek was naar een librettist voor zijn eerste avondvullende opera. Ze troffen elkaar een weekend in Amsterdam en waren er na anderhalve sessie uit: hier zou hun werk over moeten gaan. “Ik had nog een paar andere ideeën, maar Richard zag dat hier mijn hart naar uitging. En voor hem was het ook heel interessant.”

“Je kunt je opera niet Loulou noemen…”

Willem Bruls vond bij de Universiteit van Leiden een Arabische kroniek waarin iets meer over de jonge middeleeuwse sultan verteld werd. “Een vriend uit Aleppo vertaalde de Arabische tekst voor me in het Engels. Dat werd mijn tweede bron voor het libretto, al is de kroniek vrij summier. Het noemt vooral wie gedood is en wie de macht overnam.”

Alp Arslan heet de sultan. 16 jaar is hij als zijn vader sterft en hij de macht krijgt in het Aleppo van 1113, waarin christenen, Turken, Koerden en Arabieren een bloedige strijd tegen elkaar vechten. Alp Arslan vindt in de eunuch Loulou, de voormalige raadsman van zijn vader, een rechterhand in zijn poging de stad te besturen. Maar politieke en emotionele verwikkelingen doen de jonge sultan ontsporen, tot hij tragisch om het leven komt.

“De opera heet Alp Arslan, maar je ziet het verhaal eigenlijk door het perspectief van Loulou”, vertelt Bruls, die de eunuch het verhaal op aangrijpende wijze laat inleiden en uitleiden in een proloog en een epiloog. “Loulou is de eigenlijke hoofdpersoon. Maar ja, je kunt je opera niet Loulou noemen…”

“Ongelofelijk: waar begin je?”

Bruls had wel ervaring met het adapteren van stukken en het maken van scenario’s, maar had nog nooit een geheel eigen libretto geschreven. “Het is een gekke gewaarwording”, vertelt hij. “Als je een artikel of bewerking schrijft, weet je vaak direct of het goed is en wat je moet doen om het beter te maken. Die piloot had ik nu niet. Je moet op iets anders varen. Dat maakt je angstig, maar is tegelijk heel bijzonder. Je hebt namelijk geen ballast bij het schrijven.”

Het begin was erg moeilijk, geeft Bruls toe. “Op de eerste dag is dat lege blad papier zo groot als de halve aardbol. Ongelofelijk: waar begin je? Wat me enorm hielp bij het schrijven, is de keuze voor het perspectief van Loulou.”

Uiteindelijk ging het schrijfwerk toch snel: binnen een maand had Bruls het libretto af. “Ik ben gaan zitten en gaan schrijven, in een vrij onbewust proces. Ik had totaal geen idee of het goed was, maar ik had geschreven wat ik wilde schrijven. De toets liet ik aan anderen over.”

Die anderen waren componist Richard van Schoor en de intendant van het Stadttheater Gießen, Cathérine Miville, tevens regisseur van de productie. Van Schoor las het libretto scène voor scène mee en gaf commentaar vanuit muzikaal perspectief. Miville keek vooral naar het Duits. “Ze ging met een kam door de tekst en had veel commentaar op de formuleringen. ‘Ik snap wat je bedoelt, maar zo zeg je dat niet in het Duits.’ Ik heb me er helemaal voor opengesteld, omdat ik de taal niet tot in de finesses beheers.”

Waarom toch de keuze voor Duits? “Ik heb getwijfeld”, geeft Bruls toe. “Maar ik ben een Limburger, eigenlijk half Duits. Ik woonde 4 of 5 kilometer van de grens en groeide op met ZDF en ARD. Mijn ouders waren ook heel Duits gericht, van winkelen tot vakanties. Later verdiepte ik me zelf in de Duitse literatuur. Daarom vertrouwde ik het mezelf wel toe. Bovendien kan ik zo de eigenheid van mijn taal, mijn eigen formuleringen, in het libretto leggen.”

“Ik word nu geconfronteerd met wat ik mijn hele leven al schreeuw”

Bruls heeft een schat aan ervaring als dramaturg. Hielp hem dat bij het schrijven? “Ik heb geprobeerd één ding te voorkomen dat ik in negen van de tien hedendaagse opera’s ben tegengekomen: te veel tekst. Ik wilde een kort, bondig en suggestief libretto schrijven, waarin veel opengelaten wordt. Ik wilde ruimte creëren, niet invullen.”

De dramaturgie van Alp Arslan neemt Bruls niet voor eigen rekening. Hij was aan het begin van het repetitieproces kort aanwezig, maar moest het verder uit handen geven. Na Pasen reist hij naar Gießen voor de pianogenerale, de generale en de première.

Het is een heel andere rol dan hij gebruikelijk vervult, en dat is soms wennen. “Ik heb weliswaar heel gedetailleerd het libretto doorgenomen met de regisseur, maar het proces is haar proces. En ik weet dat het heel anders gaat worden dan ik het me voorgesteld heb. Ik word in feite nu geconfronteerd met wat ik mijn hele leven als dramaturg schreeuw: dat je regisseurs autonomie moet geven, omdat de zoveelste interpretatie alleen maar een verrijking is.” Bruls weet bijvoorbeeld dat de regisseur de epiloog een andere invulling gaat geven. “Dat is niet makkelijk, maar het is haar vrijheid.”

“Oriëntalisme is niet per se fout”

Bruls krijgt vaak de vraag of hij met Alp Arslan niet een postkoloniale opera geschreven heeft: een westerse blik op een oriëntaals verhaal. “In essentie kun je daar niet omheen”, zegt hij. “Maar oriëntalisme is niet per se fout. Ik ben me bewust van de mechanismen van het oriëntalisme en heb dat gebruikt. Bovendien hebben we een element van authenticiteit op de bühne willen brengen door Syrische musici – vluchtelingen in Duitsland – bij de productie te betrekken. We hebben lang naar hen gezocht, maar dat was voor mij heel belangrijk. Ik denk dat ik de gevaren van oriëntalisme heb vermeden en hoop dat deze opera zijn bestaansrecht kan krijgen.”

Alp Arslan gaat op 4 mei in première en is tot en met 30 juni te zien. Zie voor meer informatie de website van het Stadttheater Gießen.

Vorig artikel

Opera in de media: week 16 van 2019

Volgend artikel

Vox Luminis geeft Johannes tere kracht

De auteur

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman is journalist en muziekliefhebber. Hij richtte in januari 2009 Place de l'Opera op en leidt sindsdien het magazine.