AchtergrondBinnenkort

Gijsbertsen en Eijsackers geven drie recitals

Klassiek en modern, die begrippen dekken zowel zijn concertagenda als de programmering van de recitals die tenor Peter Gijsbertsen van 18 tot en met 20 oktober geeft met pianist Hans Eijsackers. Op drie avonden komt de muziek van Clara Schumann, Tosti en Duparc samen met modern werk van Visman en Wiegerink. Place de l’Opera vroeg de zanger om een toelichting.

Peter Gijsbertsen. (© Maurice Lammerts van Bueren)

Als we Peter Gijsbertsen bellen, is hij onderweg naar huis na een repetitiedag bij Opera Zuid in Maastricht. Hij zingt er de rol van Tamino in Die Zauberflöte van Mozart. De productie gaat op 8 november in première. Kort daarvoor, van 18 tot 20 oktober, besteedt Gijsbertsen zijn avonden aan zijn andere liefde: het lied. Samen met Hans Eijsackers geeft hij recitals in Leiden, Bussum en Amsterdam.

Is dat te doen, drie liedavonden aaneengesloten?
“Ja hoor, ik ken zowel het repertoire als pianist Hans Eijsackers goed. Zo’n serie van drie avonden doe ik voor het eerst, maar ik hoef niet, zoals soms bij een opera, over de bühne te rollen terwijl ik zing. Het programma voor de drie recitals is hetzelfde, anders zou het niet te doen zijn.

Bij het samenstellen hebben Hans en ik gekeken naar wat we mooi vonden. Ik wilde graag de twee nieuwe cycli doen die Bart Visman en Lucas Wiegerink speciaal voor mij gecomponeerd hebben. Daarnaast dacht ik eerst aan Beethoven. Uiteindelijk werd het Clara Schumann. 2019 is haar jaar. Het moderne werk van Wiegerink en Visman is nog niet zo bekend bij het publiek en dat geldt ook voor een ander deel van het programma: de liederen Tosti. Die lijken me op het lijf geschreven.”

Nog niet genoemd: je zingt vijf liederen van Henri Duparc. Is dat niet vooral baritonrepertoire?
“Nee, al snap ik de gedachte. Gérard Souzay heeft ze veel gezongen. In het Franse lied waren de baritons altijd het meest aan het woord. Maar vergeet niet dat het grootste deel van de Duparc-liederen gecomponeerd zijn voor hoge stemmen.”

Welke Duparc-lied spreekt je het meest aan?
“’La vie antérieure’, op een tekst van Charles Baudelaire. Het heeft zoiets rauws, eerlijks en puurs, dat vind je niet in de andere liederen. Het gaat over hoe het was, een vorig leven dat zich afspeelde op een plantage, waar de man die zingt koelte werd toegewuifd door palmbladwaaiers. Dat droombeeld komt in de tekst heel sterk naar voren, maar met een rauw randje. De laatste regel luidt: ‘Le secret douloureux qui me faisait languir’ [in de vertaling van Peter Verstegen: ‘Mijn geheime leed dat mij met zo’n wellust smachten deed’ – red]. Daarna volgt een heel lang naspel voor de piano, waarin Hans de ruimte heeft.”

Sinds vorig jaar staat een cyclus van Bart Visman op je repertoire. Hoe ontstond die?
“Een jaar geleden wilde ik in het kader van de Nederlandse Muziekprijs graag met een componist werken. Dat werd Bart Visman, die een cyclus heeft gecomponeerd op gedichten van Marc Pantus: Zeven levensliederen en een aanslag. De teksten gaan over alledaagse gebeurtenissen, altijd met een dubbele laag. Er is er één over een situatie die iedereen wel kent: als er een brug opengaat en iedereen zwijgend naast elkaar staat te wachten. Die gelaagdheid in de gedichten laat Bart met zijn muziek spreken.”

“Het ligt me goed, alsof het voor mij geschreven is”

De cyclus Vier Liederen, die Lucas Wiegerink voor je componeerde, ging anderhalf jaar geleden in première. Hoe was het om die partituur na ruim een jaar weer open te slaan?
“Ik moest daar wel even opnieuw naar kijken. De teksten van Anneke Brassinga zijn niet zo recht voor zijn raap als die van Marc Pantus. Het viel me op hoe mooi die gedichten zijn, en hoe ze verbonden zijn met de muziek. Na een jaar ben ik zelf ook wel benieuwd naar hoe het voelt om ze weer op het podium te zingen.”

Je zingt werk van Clara Schumann, die tweehonderd jaar geleden werd geboren. Wat koos je van haar?
“Ik vind de zes liederen, opus 13, haar mooiste cyclus. Ik heb ze samen met Miriam Alexandra opgenomen voor MDG, voor de cd Clara Schumann: complete songs. In deze cyclus is de balans tussen de poëzie van onder anderen Heine en Rückert en de muziek van Clara Schumann op zijn mooist.”

Je eindigt met liederen van Francesco Paolo Tosti. Is dat dierbaar repertoire?
“Ja, het ligt me goed, alsof het voor mij geschreven is. Die liederen hebben iets operatesks. Italiaans is een fijne taal om in te zingen en de stukken passen mooi aan het einde van een recital. Er wordt door het publiek vaak heel enthousiast op gereageerd.”

Je bent liedzanger en je zingt opera: beïnvloeden die twee kanten van je talent elkaar?
“Ik kan het een beetje in elkaar laten overlopen. Het is een heel spectrum: je spreekt het allerzachtste niet aan in opera en het allerhardste niet in lied. Maar de intimiteit van lied kan ik naar het operapodium brengen en andersom. In de opera heb je regie en stapjes en die kun je internaliseren. Bij het zingen van een recital laat je dat alleen zien in je mimiek. Ik zong laatst Die schöne Müllerin van Schubert in Genève. Na afloop sprak ik een acteur die tegen me zei: ‘Het was allemaal geacteerd’, en dat terwijl ik toch echt niet met mijn armen sta te zwaaien en heen en weer loop in zo’n optreden. Het was een mooi compliment.”

De totstandkoming van de cyclus Vier Liederen werd vastgelegd in een aflevering van Studio Nibelheim. De recitals van Peter Gijsbertsen en Hans Eijsackers vinden plaats van 18 tot en met 20 oktober in Leiden, Bussum en Amsterdam. Zie voor meer informatie de website van Peter Gijsbertsen.

Vorig artikel

Hermus dirigeert Rusalka in Straatsburg

Volgend artikel

Theater Rast brengt Koerdische Tosca

De auteur

François van den Anker

François van den Anker

François van den Anker is muziekjournalist. Hij doet verslag van de wereld van opera en lied met interviews, reportages en podcasts.