AchtergrondFeatured

Tenoren van de toekomst: Gaston Rivero

In operaland staan de felste spotlights gericht op de prima donna’s. Maar de primo uomo’s komen op een goede tweede plaats. Met hun hoge noten en heldenrollen hebben ze een speciale status in en buiten de operahuizen. Wie zijn de ‘leading gentlemen’ van de toekomst? In deel drie van een serie Gaston Rivero.

Gaston Rivero (foto: Fadil Berisha).
Gaston Rivero (foto: Fadil Berisha).

Wie is Gaston Rivero?
Hij kreeg les van de beroemde Eugene Kohn, die begin jaren zeventig legendes als Maria Callas, Renata Tebaldi, Franco Corelli en Luciano Pavarotti begeleidde. Hij was finalist in Cardiff en bij Operalia en prijswinnaar op het Belvedere. Hij schuwt zware rollen niet en gelooft heilig in een ijzeren hardloopregime om zijn zang te versterken.

Gaston Rivero’s biografie is er één van de alsmaar stijgende lijn. Hij groeide op in Buenes Aires, Argentinië, waar zijn vader zanger was bij het Teatro Colón. De jonge Gaston kreeg de operamuziek dus met de paplepel ingegoten – of hij het nu leuk vond of niet.

Als jonge tiener ontdekte hij dat hij zelf ook wel wat in zijn mars had op vocaal gebied en begon hij zangles te nemen. Op zijn zestiende studeerde hij al fulltime en op zijn twintigste vertrok hij naar New York om zijn zang te verfijnen.

Regisseur Baz Luhrmann castte hem in New York voor een Broadway-productie van La bohème en leerde hem fatsoenlijk acteren. Twee jaar later stond Rivero in de finales van de bekende concoursen en maakte hij bij het Staatstheater Nürnberg zijn Europese operadebuut, als Pinkerton in Madama Butterfly.

Inmiddels is de naam ‘Gaston Rivero’ zich steeds steviger aan het vestigen bij voorname operahuizen als bijvoorbeeld de Deutsche Oper Berlin en de Oper Leipzig. De komende tijd staat hij onder meer in Hannover, Tokyo, Berlijn en Essen. En de weg naar grotere faam lijkt voor hem open te liggen.

Wat zegt Gaston Rivero?
Begin juni was Rivero in Wenen om stand-by te staan voor Yonghoon Lee in Il trovatore bij de Wiener Festwochen. Wachtend op een mogelijke invalbeurt had hij tijd om met Place de l’Opera te spreken.

Ben je vaak understudy voor andere tenoren?
“Nee, eigenlijk niet. Maar ik was net klaar met een Butterfly toen ik gebeld werd door de Wiener Festwochen, dus het paste in mijn agenda. Ik sta tegelijkertijd ook stand-by voor een productie in München. En ik heb veel vrienden in Wenen, dus het is niet erg hier te zijn.”

Rivero als Mario Cavaradossi bij de Oper Leipzig (foto: Andreas Birkigt).
Rivero als Mario Cavaradossi bij de Oper Leipzig (foto: Andreas Birkigt).

Is Wenen je thuisbasis?
“Mijn thuis is New York. Daar woont mijn vrouw ook. In Europa is Leipzig mijn basis. Daar doe ik ieder jaar minstens tien voorstellingen. Maar het grootste deel van mijn tijd ben ik ‘on the road’. Vorig jaar was ik in het hele jaar 29 dagen thuis in New York.”

Hoe houd je dat uit?
“Ik ben heel flexibel, dat is erg belangrijk. Verder vermaak ik me wel met wat films en met hardlopen. Als het niet in Central Park is, dan wel ergens anders.”

Hoeveel invloed had je vader op je keuze voor dit beroep?
“Opera zat in de familie. Ik luisterde er altijd naar, ook al hield ik er niet van. Maar op mijn twaalfde speelde ik een keer met wat anderen de opera Turandot na. Ik begon te zingen en raakte in één keer een hoge bes, met volle stem. Ik begreep er zelf niks van. Ik had toen nog een kinderstem, maar opeens kwam die grote, volwassen stem eruit.

Mijn vader was in een andere kamer. Hij sprong op, kwam naar ons toe en vroeg: wie deed dat?! Toen begreep ik dat ik iets speciaals had en begon ik geïnteresseerder naar opera te luisteren. Op mijn veertiende besefte ik dat ik goed was en op mijn zestiende was ik al fulltime aan het studeren.”

Dat is erg jong.
“Ja, het is heel ongewoon. En gevaarlijk. Gelukkig had ik een goede eerste leraar, die me niet pushte, maar me alleen noten liet zingen die er echt al in zaten.

Toen ik ging studeren kreeg ik een aantal slechte leraren. Na zes maanden was ik mijn stem kwijt. Ik ging terug naar mijn eerste leraar. Die zei: luister naar je eigen verstand, ongeacht wat je leraren zeggen. Dat deed ik, al waren mijn leraren daar niet erg blij mee…”

In New York ontmoette je Eugene Kohn. Hoe heeft hij je verder geholpen?
“Het begon ermee dat ik in drie of vier dagen een hele opera moest instuderen met hem. Daarna werden we vrienden. Op bijna militaire wijze begon hij me toen te coachen. We trainden uren op een dag en aan het einde droeg hij me altijd op om voor het slapen gaan nog heel Central Park door te rennen. Voor een betere weerstand, zei hij. Dat was zo’n tien kilometer. Soms deed ik dat wel vier of vijf keer per week. ”

En werkte dat?
“Ja! Zingen doe je met je hele lichaam, je hele lichaam werkt als je zingt. Het gaat erom dat je in vorm bent. En dan heb ik het niet over fitness, maar over hardlopen, simpelweg rennen. Ik ren nog steeds dertig of veertig kilometer per week. Ook doe ik af en toe marathons.

Dit is een groot geheim in ons vak. Als meer zangers zouden weten hoeveel kracht ze hieruit kunnen krijgen… Je zou twee keer op een avond Trovatore kunnen zingen. Natuurlijk moet je techniek wel goed zijn, maar hadden Callas en Caballé dit geweten, dan zouden ze met nog drie keer zo veel kracht gezongen hebben. En Pavarotti met tien keer zo veel kracht…”

Rivero: "Ik weet in welke wateren ik kan zwemmen en in welke wateren ik door een haai gebeten zal worden" (foto: Fadil Berisha).
Rivero: “Ik weet in welke wateren ik kan zwemmen en in welke wateren ik door een haai gebeten zal worden” (foto: Fadil Berisha).

Is dit de reden waarom je al diverse zware tenorrollen zingt, zoals Radames, Don José en Don Carlos?
“Nou ja, het belangrijkste is dat die zware rollen technisch lukken. En dat lukt, ik kan er goed mee omgaan. Ik weet ook in welke wateren ik kan zwemmen en in welke wateren ik door een haai gebeten zal worden. Met Andrea Chénier en Otello wacht ik bijvoorbeeld nog wel vier of vijf jaar. Ook heb ik al aanbiedingen gekregen voor La forza del Destino en Turandot – van belangrijke huizen en regisseurs – maar ik heb telkens nee gezegd.

Ik ben niet het soort tenor dat het toch probeert, maar dan afhaakt of half werk levert of niet komt opdagen. Als ik voor een rol ga, dan moet ik weten dat ik het aankan. Dat is een kwestie van respect hebben voor opera’s en operahuizen. Je hebt als zanger een serieuze verantwoordelijkheid.”

Heb je een favoriete rol?
“Radames uit Adia. Absoluut. Hij heeft zo’n naïeve mentaliteit. Zijn gevoelens zijn eerlijk, maar hij is verward. Ik kan me goed met hem identificeren. En ‘Celeste Aida’ is één van de mooiste melodieën die ik ooit gezongen heb.

Otello is ook een favoriet. Die rol wil ik al sinds mijn kinderjaren zingen. Eens wil ik dat karakter worden.”

Hoe klinkt Gaston Rivero?
‘Una furtiva lagrima’ uit L’elisir d’amore van Gaetano Donizetti:

‘E lucevan le stelle’ uit Tosca van Giacomo Puccini:

‘Celeste Aida’ uit Aida van Giuseppe Verdi:

Zie voor meer informatie de persoonlijke website van Gaston Rivero.

Lees ook de andere delen in de serie ‘Tenoren van de toekomst’:
Arturo Chacón-Cruz
Saimir Pirgu
Michael Spyres

Vorig artikel

Plasson leidt eerste Chinese requiem

Volgend artikel

Henk Neven zingt bij Concertgebouw-orgel

De auteur

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman is journalist en muziekliefhebber. Hij richtte in januari 2009 Place de l'Opera op en leidt sindsdien het magazine.

1 Reactie

  1. Sander de Jong
    27 juni 2013 at 19:41

    Wauw, erg indrukwekkend en veelbelovend deze Gaston Rivero. Erg leuk de ‘Tenoren van de toekomst’-artikelen! Kijk er altijd erg naar uit!