BuitenlandFeaturedOperarecensie

Reimanns Lear debuteert in Salzburg

Lear van Aribert Reimann dateert van veertig jaar geleden. Inmiddels heeft het werk al 29 nieuwe ensceneringen beleefd. Nu is het voor het eerst ook tijdens de Salzburger Festspiele te zien. De voorstelling op 23 augustus, de tweede in de reeks, kreeg veel bijval van het publiek. De aanwezige componist betrad het podium en deelde in de vreugde.

Scène uit Lear. (© Salzburger Festspiele / Thomas Aurin)

De relatief grote belangstelling voor dit moderne, atonale werk wordt vermoedelijk mede veroorzaakt door de titel. Shakespeare’s King Lear heeft een enorme bekendheid en is daardoor een geschikt uithangbord voor de opera. Net als Otello is ook Lear een zeer geslaagde samenvatting van het oorspronkelijke toneelstuk.

Het nihilisme uit King Lear – geen ruimte voor zaken als god en gebod, de mens heeft slechts van doen met de wetten van de natuur – staat in de opera prominent op de voorgrond. De naakte mens onderscheidt zich nauwelijks van een dier, een mensenleven heeft niet meer waarde dan dat van een rat. Een andere insteek is slechts een kwestie van cultuur en gewoonte.

Accepteert de toeschouwer dit uitgangspunt, dan wordt de orgie van geweld die in de tweede akte het toneel beheerst een stuk draaglijker. Niettemin blijft het lastig dat alles eindigt zonder enige vorm van morele genoegdoening. De meeste protagonisten zijn dood, het zij zo. De overlevenden hebben geen toekomst van enige betekenis, ook dat blijft zonder gevolg. De opera heeft de toeschouwer getoond wat er van menselijk gedrag overblijft als het wordt ontdaan van het vernislaagje dat we beschaving plegen te noemen.

Het is de verdienste van Reimann dat hij dit herkenbaar in zijn muziek tot uitdrukking heeft willen brengen. Afhankelijk van het perceptievermogen van de luisteraar is hij daar in meer of mindere mate in geslaagd. Het is duidelijk een werk waarin je moet groeien.

Moord en doodslag

Uit de nood dat het orkest niet in de bak van de Felsenreitschule paste, heeft men in Salzburg een deugd gemaakt door de enorme slagwerksectie op het zijtoneel te plaatsen. Hierdoor heeft iedereen meer ruimte gekregen en komt het geluid beter tot zijn recht, aldus dirigent Franz Welser-Möst. Het betekent wel dat het slagwerk soms oorverdovend hard het publiek overspoelt.

Ook het geluidsniveau van het reguliere orkest is in dit stuk zo nu en dan enorm. Maar als het geweld op de achtergrond blijft en de nadruk ligt op klein spel, laat Reimann muziek horen van een onvoorstelbare subtiliteit. Ik vond het boeiend, maar had er ook moeite mee. De muziek uit Bergs Lulu is in vergelijking met Lear balsem voor de oren.

Het toneel in de Felsenreitschule is zeer breed, maar betrekkelijk ondiep. Regisseur Simon Stone heeft het speelveld nog eens een flinke slag ondieper gemaakt door erachter een tribune te plaatsen waarop ongeveer tweehonderd figuranten hebben plaatsgenomen. Door ‘publiek’ in het stuk te incorporeren, probeert hij de zogeheten ‘fourth wall’ te doorbreken; een theatraal trucje om de scheidslijn tussen toneel en echte wereld te laten vervagen. Als in de tweede akte het rauwe geweld een aanvang neemt met het uitsteken van Glosters ogen, laat Stone zien dat dit plaatsvindt in een omgeving waarin moord en doodslag de norm is geworden.

Securityguards plukken met kleine intervallen op ruwe wijze mensen uit het ‘publiek’ en gooien die op de grond. Uit eigen beweging storten deze figuranten zich vervolgens op een grote plas (toneel)bloed, die dit aanhoudende geweld suggereert. Dit alles gebeurt terwijl de handeling voortschrijdt en gaat al gauw tegenstaan. Twee, drie keer is genoeg om iets duidelijk te maken, een keer of tien is bijna een belediging voor het intellect van het echte publiek. Ook de afwezigheid van enige variatie in de handeling – oppakken, neergooien, bloedplas, weglopen of weer op de tribune gaan zitten – kwam nogal onbeholpen over. Een duidelijk minpunt in de regie.

Scène uit Lear. (© Salzburger Festspiele / Thomas Aurin)

De protagonisten waren nogal divers gekleed, wellicht om hen te tonen als afspiegeling van de samenleving, zonder dat daarin echter enige consistentie te bespeuren viel. Wat te denken van Gloster in smoking naast Albany in sjofele sportkleren, beide heren van gelijke rang en stand. Geen goed idee. En dat terwijl de vrouwen er allemaal zeer verzorgd bij liepen, uiteraard na enige tijd ook met bloed bevlekt, maar toch.

De grote scène waarin Lear na zijn abdicatie feestviert met zijn entourage werd overdadig in beeld gebracht, met de nodige vrouwen erbij in wisselende staat van ontkleding. Sproeiers boven het speelveld zorgden voor overtuigend ogende regen, een belangrijk punt in het verhaal.

Na de pauze was alles opgeruimd en het speelveld kaal, op die bloedplas na. In toenemende mate vertoonde het spel naar het einde statische trekken, totdat het bijna een concertante voorstelling werd. Een andere insteek is de verwijzing naar declamerende spelers op een rij, zoals in het oude Griekse theater. En natuurlijk werd de stervende Lear het toneel op gereden in een ziekenhuisbed. Al met al kan worden gesteld dat Stones regie goede momenten kende, maar ook de nodige zwakke punten.

Ontspannen Welser-Möst

Gerald Finley was indrukwekkend als Lear, de koning die zo lang de absolute macht had gehad dat hij zich geen andere wereld meer kon voorstellen dan een waarin iedereen al zijn wensen vervulde. Lear is in dit opzicht een beetje te vergelijken met het mismaakte mannetje in Der Zwerg, die zichzelf nog nooit in een spiegel heeft gezien. “Iedereen is altijd blij als ik er ben, ze lachen altijd naar me.”

Lear komt van een koude kermis thuis als hij zijn rijk (en dus zijn macht) voortijdig prijsgeeft. Neemt niet weg dat hij volstrekt stupide handelt en zodoende weinig empathie bij de toeschouwer kan genereren, ook niet als hij waanzinnig wordt, zelfs niet als hij sterft. Eerst Cordelia, dan hijzelf. Levens die in de natuur niet meer of minder waarde hebben dan die van een rat.

De drie zusters werden uitstekend vertolkt door Evelyn Herlitzius (Goneril), Gun-Brit Barkmin (Regan) en Anna Prohaska (Cordelia). Lauri Vasar wist te overtuigen als de ongelukkige Gloster, Lears spiegelbeeld, die het slachtoffer wordt van de intriges van zijn zoon Edmund (Charles Workman). Mooi spel van de andere zoon Edgar (Kai Wessel), met name in diens personage Tom. Ook de overige rollen waren adequaat bezet.

De Wiener Philharmoniker stond onder leiding van de reeds genoemde Franz Welser-Möst. Hij stond zeer ontspannen te dirigeren, alsof de partituur dagelijks werk was voor hem en zijn orkest. Schijn zal hier wel bedrogen hebben. Wat uit de bak en van de slagwerksectie kwam, was zonder meer overweldigend. Moeilijke muziek, maar schitterend vertolkt.

Er volgen nog voorstellingen op 26 en 29 augustus. Zie voor meer informatie de website van de Salzburger Festspiele.

Vorig artikel

Opera in de media: week 35

Volgend artikel

Robeco: heerlijk, himmlisch, Mahler

De auteur

Peter Franken

Peter Franken

2Reacties

  1. Rudolph Duppen
    25 augustus 2017 at 20:34

    Nederland maakte al vroeg kennis met dit belangwekkende werk toen op 12 januari, 1987 Lear door de Komische Oper Berlin, DDR werd uitgevoerd o.l.v. Hartmut Hänchen en in de regie van Harry Kupfer in Het Muziektheater, Amsterdam.Ik bezocht de tweede voorstelling op 14 januari, 1987. Ik zie nog de schok op het gezicht van Hartmut Hänchen toen hij een slecht bezette zaal aantrof.Na afloop vroeg ik me wel af wat Verdi van King Lear gemaakt zou hebben.

  2. Bauke Bergsma
    28 augustus 2017 at 20:05

    Met betrekking tot het toneelbeeld het volgende. In het eerste deel werd het speelvlak bepaald door een rijke en kleurige bloemenpracht die verwees naar het vruchtbare land dat Lear onder zijn drie dochters wil gaan verdelen. In de loop van dat eerste deel moet het veld bloemen er steeds meer aan geloven en blijft er aan het eind eerder een modderpoel over. In het tweede deel werd het toneel beheerst door een steriel witte vloer waarop die enorme bloedplas ligt. Het leek me een symbool voor de louter politieke spelletjes waar geen greintje menselijkheid (/ natuur) meer te bekennen is.
    Vond ik een mooi beeld.
    En wat een geweldige opera is dit toch!!