FeaturedOperarecensie

Herreweghe overweldigt met Mariavesper

Wanneer de M van Matthäus-Passion of de M van Mariavesper op het affiche staat, stromen grote zalen en kerken vol. Zo ook dinsdag 24 oktober in het Amsterdams Concertgebouw, waar Philippe Herreweghe Monteverdi’s meesterwerk een prachtige uitvoering gaf.

Herreweghe deed helemaal recht aan de compositie. (© Michiel Hendrickx)

In twee rijen achter elkaar, maar met flinke tussenruimte had Philippe Herreweghe zijn uitvoerend apparaat opgesteld op het podium van het Concertgebouw. De voorste laag met instrumenten en solostemmen, de achterste rij met de ripieni, zoals het programmaboekje vermeldde bij de ensemblezangers. Het geheel onder de noemer Collegium Vocale Gent.

Binnen dat ensemble vormde een vijftal hoge mannenstemmen een schola gregoriana, geleid door één van de solosopranen. Zelden heb ik gregoriaans zien dirigeren met zulke sierlijke hand- en armgebaren. Het leverde een prachtige, licht versierde verklanking op van de gregoriaanse antifonen die aan elke psalm voorafgaan.

Door de expressieve zang en het feit dat die uit het ensemble voortkwam, was er geen stijlbreuk voelbaar. Want het is niet duidelijk of Monteverdi in zijn pronkvesper aparte antifonen wenste. Hij componeerde immers volgens de uitgave in 1610 vier motetten tussen de vijf psalmen. Herreweghe liet vóór de psalm de antifoon zingen en erna het motet.

Eerst Barbara?

Het werk staat bekend als de Mariavesper, maar luidt naar de officiële titel Vespro della Beata Vergine, wat “Vesper (‘vespro’ is enkelvoud) van de Zalige Maagd” betekent. Er zijn echter duidelijke aanwijzingen dat de componist het werk in eerste instantie schreef voor Barbara, de patroonheilige van het hertogelijk hof en de stad Mantua. Daar was hij tussen 1590 en 1612 werkzaam, eerst als violist en vervolgens als leider van de wereldlijke hofmuziek. Dezelfde toccata ter inleiding van zijn opera Orfeo uit 1607 benutte hij ook voor zijn vesper. Hij weefde er geraffineerd de gregoriaanse openingsfrase ‘Deus in adiutorium’ doorheen.

Mogelijk klonk er een ‘Barbaravesper’ in hetzelfde jaar als de opera Orfeo, voor een feest aan het hof. Nog voordat Monteverdi overstapte van Mantua naar Venetië, zo luidt de theorie, bouwde hij de Barbaravesper om tot een werk voor een zeer belangrijke figuur in de Rooms-Katholieke Kerk, de maagd Maria. Kwamen toen de motetten erbij, deels op teksten uit het Hooglied, in de katholieke traditie verwijzend na Maria?

Mét antifonen heb je een kerkelijke viering. Zonder antifonen, maar mét de motetten, heb je een geestelijke opera. Dat levert sinds de herleving van Monteverdi’s compositie in de jaren zestig van de twintigste eeuw zeer verscheiden uitvoeringen op. Herreweghe liet de zaak smaakvol in het midden.

Knappe vermenging

Het knappe aan Monteverdi’s compositie is de vermenging van het oorspronkelijke reciteren naar de gregoriaanse traditie, duidelijk hoorbaar in de psalmen, met nog gangbare meerstemmigheid (de grootse koorpartijen) én de toen opkomende moderne componeerstijl van solerende stemmen met een basisbegeleiding, zoals te horen in de motetten. De boven beschreven opstelling van Herreweghe deed helemaal recht aan de compositie.

Reinoud Van Mechelen. (© Senne Van der Ven)

In de voorste rij stond een puik stel solisten. De sopranen Dorothee Mields en Barbora Kabátkova zongen in duet wonderschoon het liefdeslied ‘Pulchra es’ (Mooi ben je). Reinoud Van Mechelen excelleerde met zijn krachtige maar ook lyrische tenor in het motet ‘Nigra sum’ (Donker ben ik). Zijn collega Samuel Boden zorgde voor kippenvelmomenten in het groots opgezet ‘Audi coelum’ (Hoor, hemel), waar Van Mechelen achter het podium de geraffineerde echoteksten aan toevoegde.

Het wonderbaarlijke tweestemmige en daarna driestemmige ‘Duo Seraphim’ kreeg een serafijnse vertolking. Herreweghe dirigeerde die stukken niet; hij ging gewoon op een bankje zitten.

Hij was echter een gedreven dirigent in de ensembledelen, al of niet met koor, zoals in de psalmen, de hymne ‘Ave maris stella’ (Gegroet sterre der zee) en het grandioze ‘Magnificat’. In alle ruim 45 jaar dat het Collegium Vocale Gent bestaat, heeft Herreweghe de gebeitelde, laaiende koorklank weten vast te houden.

Met de schokkende, klein gehouden gebaren van zijn handen en armen legt hij een wonderlijke magie over zijn zangers en bewerkstelligt hij verfijnde expressies in zinnen en woorddelen. Ook de instrumentalisten delen in die magie, zoals de twee violen met een echt zoete, mooi mengende klank, of de blazerssectie met vloeiend spel.

Een overweldigende uitvoering, die het publiek tot juichen aanzette. En Maria? Die bloosde van weelde over zoveel schoons.

Dit was het eerste concert uit de serie Barok Vocaal 2017/2018. Het volgende concert is op 13 december, als de Akademie für Alte Musik Berlin het Weihnachtsoratorium uitvoert. Philippe Herreweghe keert op 19 maart 2018 terug in de serie met een uitvoering van de Johannes Passion. Zie voor meer informatie de website van Fred Luiten Concertorganisatie.

Vorig artikel

Cité de l’Opera: Ildar, Zofia en Ed

Volgend artikel

Recital rond Andriessen en Austen in Ede

De auteur

Franz Straatman

Franz Straatman