BuitenlandFeaturedOperarecensie

Aanwinst: Die Meistersinger in Wiesbaden

In het Hessisches Staatstheater in Wiesbaden ging recent een nieuwe productie van Die Meistersinger von Nürnberg in première. De enscenering van Bernd Mottl is origineel en tot het einde toe boeiend. Tegen het einde gaat Walther er met Eva op een motor vandoor.

Marco Jentzsch’ Walther was een vreemde eend in de bijt. (© Karl Monika Forster)

Meer dan welk werk van Wagner zucht Die Meistersinger onder de ballast van politiek en antisemitisme. Het helpt niet dat er een hele generatie pseudokenners is opgestaan die gemakshalve vergeet dat Wagner al in 1883 is overleden en hem zonder scrupules de meest vreselijke dingen in de schoenen schuift. Regisseur Bernd Mottl is erin geslaagd die klippen te omzeilen. Alleen al daarvoor verdient hij oprechte waardering.

Hij brengt het stuk als een ‘situatiekomedie’ (sitcom), waarin een groep oudere heren zich vastklampen aan een oude, vervlogen tijd, terwijl in hun omgeving alles gericht is op de toekomst. Hij speelt daarbij een beetje met een uitspraak van Friedrich Nietzsche, die prominent in het programmaboekje staat: “Was ich von den Deutschen halte: sie sind von vorgestern und von übermorgen, sie haben noch kein heute.” Voor Mottls Meistersinger is het heden maar een armzalig gebeuren, liever koesteren zij het ‘vorgestern’.

De Meistersinger worden in deze productie getoond als leden van een exclusieve vereniging, die regelmatig samenkomsten houden in de feestzaal van een plaatselijke Stube. In die setting spelen zij de wereld van lang geleden na, met strenge regels en kostuums. Dat het een tamelijk bejaard gezelschap is, wordt zwaar aangezet. Bijna elk lid heeft een lichamelijk probleem en wordt opzichtig ondersteund door jong volk, dat tevens in het stuk optreedt als ‘Lehrbuben’.

Alleen Sachs en Beckmesser stralen enige vitaliteit uit, Pogner is blind en de rest vormt een rollatorclub. Enerzijds worden de oude heren een beetje spottend bekeken door hun overwegend jeugdige omgeving, anderzijds gaat men toch wel gemakkelijk mee in hun carnavaleske leefwereld. Dat moet ook wel, anders komt het stuk niet van de grond.

Door het geheel te presenteren als een soort toneelstuk, ontstaat alle ruimte om het libretto te volgen zonder de bovengenoemde ballast een kans te geven zich aan de toeschouwer op te dringen. En bij een verkleedpartij horen natuurlijke mooie kostuums en die zijn er ook. Met name de scène op de ‘Festwiese’ is een lust voor het oog.

De Meistersinger worden in deze productie getoond als leden van een exclusieve vereniging, die de wereld van lang geleden naspelen. (© Karl Monika Forster)

Walther von Stolzing is de vreemde eend in de bijt, die geen enkele belangstelling heeft voor die toneelclub die zich Meistersinger noemt, maar zich schikt in hun merkwaardige gebruiken om bij Eva’s vader in een goed blaadje te komen. Hij wordt getoond als een vrije jongen, in motorpak en met onafscheidelijke helm. Als de opzet mislukt, zoekt hij onmiddellijk een eigentijdse uitweg: gewoon Eva meenemen achter op de motor. Het duurt even voordat het zover is, maar uiteindelijk is dat wel de afloop.

De twee kemphanen Sachs en Beckmesser werden vertolkt door leden van het ensemble. Oliver Zwarg was een uitstekende Sachs, vocaal zeer goed opgewassen tegen zijn zware rol, hoewel hij tegen het einde (‘Ich bin verklagt’) een kleine inzinking kreeg. Zijn slotmonoloog klonk echter krachtig en overtuigend.

Acterend zette Zwarg een personage neer waarin alle facetten van Sachs’ karakter volop tot uitdrukking kwamen. Ronduit ontroerend was een stille scène bij aanvang van de derde akte, waarin Sachs in een basaal ingericht appartementje zit te kijken naar dia’s van zijn overleden vrouw en kind en zijn gebombardeerde schoenenwinkel. “Das war einmal”, toen was zijn leven nog goed.

Thomas de Vries is een bariton met zo’n krachtige stem dat hij voortdurend bewust lijkt te moeten dimmen. Hier en daar krijgt zijn Beckmesser daardoor iets te veel volume mee, maar over het geheel genomen is zijn interpretatie bewonderenswaardig. Hier geen schlemielige stadsklerk, maar een krachtig persoon, met een goed ontwikkeld gevoel voor eigenwaarde. Met Zwarg had hij een goede chemie. De heren kunnen met elkaar ‘droog en nat schuren’.

Marco Jentzsch (Walther) wist zich in dit vocale geweld goed staande te houden. Zijn postuur hielp ook; Jetzsch is een grote, lange kerel, die boven iedereen uittorent. Zijn ‘Preislied’ was onberispelijk en als acteur wist hij menig scène te domineren. Een uitstekende keuze voor deze rol.

Erik Biegel was een verdienstelijke David, goed maar niet opvallend. Dat gold ook voor de Pogner van Young Doo Park en de Kothner van Benjamin Russell. Opvallende aanwezige was oudgediende Reiner Goldberg in de kleine rol van Ulrich Eisslinger.

Betsy Horne: een prachtige Eva. Oliver Zwarg: een uitstekende Sachs. (© Karl Monika Forster)

Margarete Joswig zette een zeer jeugdige Magdalene neer, in zwarte minirok gecast als serveerster in de Stube. Zeker in het begin wist ze door uitgekiend acteren veel aandacht weg te trekken bij haar protegee Eva. Vocaal was haar optreden ook prima verzorgd.

Betsy Horne was een prachtige Eva. Als je haar hoort, vraag je je onwillekeurig af waarom men in Bayreuth zo veel problemen heeft om die rol goed te bezetten. Goed rondkijken in de kleinere theaters kan verrassende ontdekkingen opleveren. Hornes Eva was een enthousiaste jonge meid, die het Sachs erg moeilijk maakte door met haar Walther op zijn bed te gaan liggen vrijen in de derde akte. Pas als ze merkt dat hij zijn emoties niet langer de baas kan, laat ze blijken hoeveel ze nog steeds om hem geeft. ‘O Sachs! Mein Freund!’ werd door Horne fenomenaal gezongen en was een echte showstopper.

Toen dirigent Patrick Lange de ouverture inzette, had ik ernstige twijfels over het orkest. Wat uit de bak kwam, klonk onsamenhangend. Gaandeweg werd het beter en zeker in de tweede en derde akte was het niveau goed tot zeer goed. De individuele instrumenten waren, waar dat de bedoeling is, zeer goed te onderscheiden en droegen bij aan een fraaie klankkleur. Over het koperwerk van dit orkest had ik in het verleden wat minder goede berichten beluisterd, maar daarvan viel deze keer niets te bespeuren.

Deze Meistersinger is een aanwinst, zeker de moeite waard om eens te gaan bezoeken in Wiesbaden, de stad waar een standbeeld staat van niemand minder dan Willem de Zwijger. En gemakkelijk te combineren met een bezoek aan de opera in Frankfurt, zoals ik deze keer zelf kon ervaren.

Zie voor meer informatie over Die Meistersinger von Nürnberg de website van het Hessisches Staatstheater Wiesbaden.

Vorig artikel

Damià Carbonell hoofd artistieke zaken DNO

Volgend artikel

The Fat Lady presenteert BAL MASQUÉ

De auteur

Peter Franken

Peter Franken

1 Reactie

  1. Stefan Caprasse
    7 november 2018 at 14:03

    Blijkbaar een Meistersinger die beslist op DVD zou mogen verschijnen…