Operarecensie

Serron ensceneert toegankelijke Carmen

Carmen is al vaak gedaan, maar het lukte regisseur Dominique Serron om er met enkele ingrepen het een en ander aan te vernieuwen. Het resultaat is een voor een groot publiek toegankelijke en aantrekkelijke voorstelling.

Sergio Foresti en Carla Dirlikov (foto: Momchil Mihaylov).

U bent gewaarschuwd: Carmen, de ontembare verleidster, trekt door het land. Sterker nog, er zijn er twéé. Internationale Opera Producties, het samenwerkingsverband van een aantal schouwburgdirecties, vervolgt zijn seizoen met een nieuwe versie van Bizets opera, die wel als de aanzet van het ‘verismo’ wordt gezien.

De rol van Carmen wordt afwisselend door Carla Dirlikov en Yaroslava Kozina gezongen. In Rotterdam was het op 1 november Dirlikov. Vocaal een mooie, donkere mezzo die goed tot haar recht kwam in de Habanera en in het lied over de ‘remparts de Séville’.

Regisseur Dominique Serron koos voor een accent op de zigeuner-elementen – tegenwoordig zeggen we ‘roma’ – en maakte deze voorstelling wat minder Spaans dan je vaak ziet. De ontwikkeling in de rol van Carla Dirlikov was interessant. Als fabrieksmeisje was ze stoer en verleidelijk, maar in plaats van wapperende rokken droeg ze, in stijl met de rest van de aankleding, een katoenen begin-jarenzestig jurk.

Dat de choreografie haar zingend achterstevoren op een stoel liet plaatsnemen en later nog eens op een raar bankje plaatste, was een nogal ernstig geval van ‘beter van niet’. Na de pauze, in het derde bedrijf, stond ze als stoere, bijna zakelijke voorvrouw van de smokkelaars op het podium en dat lag veel dichter bij de vrouw die Dirlikov waarschijnlijk zelf is. Geen wapperende haren maar een Ans Markus-kapsel en een aanwezigheid waar niet mee te spotten viel. Arme sergeant Don José.

Bij het einde, in wat ik maar even full-stierenvechtersarena-dress noem, leek ze op haar best. Dat die scène niet helemaal top was, lag aan haar tegenspeler, Francesco Medda als Don José. Hij had een pittige tenor, maar kon me in de rol van sergeant niet helemaal overtuigen. Dat hij net voor de fatale steekpartij het mes liet vallen was domme pech maar wel jammer.

De keuze voor een wat moderne aankleding was het duidelijkst in de rol van Escamillo, de toreador, gezongen door de bas Sergio Foresti. Gekleed in strak gesneden glimpak met een pilotenbril op de neus – zo ziet een toreador er buiten werktijd uit – maakte hij een opmerkelijke entree. Aan zijn vibrato-arme zang was te horen dat hij veel en vaak met oude muziek aan het werk is geweest.

Waren ze nog beter gerepeteerd, hadden de zangers gewoon meer lol met zijn vijven of was het toeval? Hoe dan ook, de scenes waarin Carmen met haar vriendinnen Mercédès (Alice Gregorio) en Frasquita (Dorine Mortelmans) op het podium stond, vergezeld door le Dancaïre en le Remendado (respectievelijk de Vlaming Kris Belligh en Nederlander Erik Slik) waren echte hoogtepunten. Op die momenten bruiste en bubbelde het op het podium.

Goed gekozen was David Macalusa als verteller, die zo leek weggelopen uit Michel Fugains Big Bazar. Hij was de meest dynamische factor op het podium, zijn versnellingen compenseerden het soms wat hoekige tempo van deze voorstelling. Hij keek met enige afstand naar het verhaal en dat werkte goed.

(Foto: Momchil Mihaylov)

Macalusa heeft Frans als moedertaal, dat kon je niet zeggen van de heren van het koor, die in het openingskoor ‘sjakke vjent – sjakke va’ zongen. Koor, orkest en ballet van de Staatsopera van Rousse uit Bulgarije verzorgden de begeleiding. De Franse taal was niet zo makkelijk voor ze, en de choreografieën van Carlos Vilán vroegen veel van de koorleden. Hard werken ook voor het orkest, dat vanuit een niet al te volgepakte orkestbak alles deed om een vol geluid te produceren.

Het laat zich raden dat er geen enorme budgetten zijn voor dit soort producties. Niettemin blijkt het gelukt om prima vocalisten te verzamelen die er, samen met het koor en orkest, een aantrekkelijke voorstelling van maakten. Het mag nog ietsje strakker in de aansluiting tussen de scènes, maar dat kan nog rijpen.

In de komende weken zijn er nog achttien uitvoeringen in Nederland en België. Wie benieuwd is naar deze bekende, niet te zware opera in een originele maar zeker niet extreme versie, kan een aangename avond hebben in één van de schouwburgen in het land. Want hoe mooi de bioscoop-uitzendingen en de dvd’s ook zijn, opera is vooral erg leuk als het recht voor je neus uit de orkestbak en van het podium komt.

Zie voor meer informatie de website van van Internationale Opera Producties.

Vorig artikel

Poppea als hiphop-breakdance-opera

Volgend artikel

Orkest van de Achttiende Eeuw jubileert

De auteur

François van den Anker

François van den Anker

François van den Anker is muziekjournalist. Hij doet verslag van de wereld van opera en lied met interviews, reportages en podcasts.