BuitenlandOperarecensie

Don Carlo verliest glans bij derde reprise

Nicholas Hytners productie van Don Carlo is al geruime tijd een vaste waarde in het repertoire van het Royal Opera House. Deze maand was de derde reprisereeks van de voorstelling te zien. Helaas, de glans is er een beetje vanaf.

Scène uit Don Carlo. (© ROH / Catherine Ashmore)

Hytners productie van Verdi’s meesterwerk werd in 2010 op dvd uitgebracht, met Rolando Villazón en Marina Poplavskaya in de hoofdrollen, en was hetzelfde jaar als bioscoopvoorstelling van de Metropolitan Opera te zien, met Roberto Alagna naast Poplavskaya. De dvd en de bioscoopvoorstelling maakten grote indruk op me, wat de mogelijkheid om de productie op vrijdag 26 mei live in Covent Garden te kunnen zien een buitenkansje maakte.

Zonder de filmische kant van een dvd of bioscoopvertoning stelde Hytners regie echter enigszins teleur. De sobere aankleding – massief maar spaarzaam decor, somber licht, plechtige klassieke kostuums – pakte nogal statisch uit. In sommige scènes zat zo weinig beweging en leven dat je, zittend op de steile tribune van het Amphitheatre, dacht naar een schilderij te kijken. Een mooi schilderij, dat wel, maar zonder spanning en drama.

De zangers hielpen niet echt mee met hun clichégebaren en droge interactie. Ik miste oprechte emoties, spannende dialogen, het gevoel in het verhaal gezogen te worden. Er was voortdurend een zekere distantie tussen zaal en toneel.

Dat gevoel van afstand leek gedeeld te worden. Op ongepaste momenten klonk er gelach in het publiek. Dramatische gebeurtenissen als het flauwvallen van Elisabetta of de hartstochtelijke gesprekken tussen Posa en Don Carlo werden kennelijk door een deel van de toeschouwers niet als zodanig opgevat. De librettogetrouwheid leek op die momenten een parodistische uitwerking te hebben.

Muzikaal kon de uitvoering deze onvolkomenheden niet volledig wegpoetsen. De Amerikaanse sopraan Kristin Lewis viel me tegen als Elisabetta. Ze ging allerminst vloeiend door haar partij. Door de rare overgangen en schelle noten was er weinig ruimte voor interpretatie. Dat laatste gold ook voor Ekaterina Semenchuk als Eboli. Bij haar zaten een te groot volume, een matige dictie en een zeer dik vibrato de interpretatie in de weg. Tot mijn verwondering kreeg de Russische mezzo het grootste applaus. Is alleen hard zingen al voldoende om het publiek te veroveren?

Scène uit Don Carlo. (© ROH / Catherine Ashmore)

De Posa van Christoph Pohl was vocaal sterk, maar erg braaf. Hij kwam niet in de buurt van de passie en ruigheid die Simon Keenlyside een paar jaar geleden in dezelfde productie liet zien. Zijn sterfscène miste daardoor impact.

Wel sterk vond ik de Carlo van Bryan Hymel. Zijn elegante, soepele benadering van de zware rol sprak me erg aan. Hij pushte niet te hard op de hoge noten, maar hield alles goed onder controle.

Nog overtuigender was de Filip van Ildar Abdrazakov. Zijn sterke en imposante stem was geknipt voor de rol van de Spaanse koning. Een zeer doorleefde vertolking.

Bertrand de Billy leidde het orkest en het zeer volumineuze koor van de Royal Opera. Gespeeld werd de versie met vijf akten uit 1886. Er waren schitterende momenten, maar ook veel passages waarin de aandacht verslapte. De dramatische hoogtepunten konden wel meer power gebruiken en het steeds terugkerende vriendschapsmotief van Posa en Carlo werd soms wel erg bloedeloos ingezet.

Het was een Don Carlo die in een kleiner operahuis niet zou misstaan, maar in het Royal Opera House verwacht je toch net wat meer.

Vorig artikel

Integere uitvoering van Der Konsul

Volgend artikel

Inleiding: DNO brengt nieuwe Salome

De auteur

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman is journalist en muziekliefhebber. Hij richtte in januari 2009 Place de l'Opera op en leidt sindsdien het magazine.

1 Reactie

  1. Maarten-Jan Dongelmans
    30 mei 2017 at 19:50

    Ik mis een indruk van het aandeel van de Groot Inquisiteur. Niet de moeite waard?