Achtergrond

Vier duo’s door naar finale IVC

Vrijdagavond werd de tweede halve finale gehouden van het Internationaal Vocalisten Concours in Den Bosch. De jury zag opnieuw zeven duo’s van zanger en pianist optreden in de Pleinzaal aan de Parade in Den Bosch. Onder hen drie van de vier finalisten.

Esther Valentin en Anastasia Grishutina haalden met echte voordracht, echte verhalen en makkelijk contact met het publiek de finale. (© Rahul Gandolahage)

De liedduo’s op het Internationaal Vocalisten Concours hebben, in de beperkingen van de concoursregels, flink wat te kiezen. Er is een plichtwerk, Sylvia Maessens ‘Oh che tranquillo mar’, en bij de samenstelling van het korte recital zijn er regels over spreiding van de gekozen werken over tijdvakken en talen. Maar daarbinnen heb je de vrijheid om je als duo af te vragen: hoe gaan we ons presenteren? Beginnen we op bekend terrein of doen we het lastigste eerst? En hoe kijkt de jury naar die keuzes, die ook iets zeggen over de voorkeuren van de duo’s?

De kennismaking met Sarah Kollé, een Nederlandse sopraan die nog niet eerder op mijn radar was verschenen, was aangenaam. Haar werk speelde zich tot nu toe vooral af in Duitsland en Zwitserland, waar ze van 2014 tot 2016 lid was van de operastudio van het Theater Biel/Solothurn. Ze opende haar halvefinalerecital met drie stukken uit het Requiem pro drugu van György Kurtág. Geen makkelijke muziek, die ze knap zong, maar waarmee ze het lastig maakte om contact met de zaal te krijgen. Begeleider Alexander Boeschoten moest flink aan de bak.

Kollé’s podiumpersoonlijkheid was stijlvol, maar bijvoorbeeld in de drie stukken van Poulenc miste ik wat brutaliteit bij het communiceren met het publiek. Haar keuze uit Frauenliebe und -leben was mooi; daar hoef je niet extravert voor te zijn. Een gewaagde overgang naar Eisler gaf niet het bijtende dat je daar verwacht. Ze stopte veel energie in haar zang, maar blies de energie te weinig de zaal in.

De finalisten Ema Nikolovska en Michael Sikich toonden een grote liefde voor klank en klinkers. (© Rahul Gandolahage)

De Canadese mezzosopraan Ema Nikolovska, van wie we nu weten dat zij en haar begeleider Michael Sikich door zijn naar de finale, toonde een grote liefde voor klank en voor klinkers. Dat ging ten koste van haar medeklinkers en de uitspraak. Het publiek waardeerde haar optreden – klappen tussen de liederen is niet de bedoeling, maar je kunt smokkelen met kreetjes en hummetjes in de stilte na het lied. Histoires naturelles van Ravel kreeg, ook van de begeleider, een prachtige behandeling en het plichtwerk was een vocaal monumentje. Maar haar ‘ogenwerk’, waarmee ze voortdurend boogjes maakte onder het zingen, begon wat te storen.

Het Nederlandse duo van bariton Raoul Stefani en pianist Daan Boertien opende met ‘Drömmen’ van Sibelius, een eigen favoriet van Steffani. Meteen erna ging het naar ‘Abschied’ van Hugo Wolf. Steffani heeft allerminst te klagen over recensenten die zijn optredens en zijn cd lovend bespraken. Hij bracht het stuk over een recensent, die zich meldt en bij het verlaten van het pand een duwtje krijgt, met humor en vergat niet in het naspel van Boertien in zijn rol te blijven.

Daan Boertien is een interessante begeleider. Waar sommige van zijn collega’s zich héél voorzichtig wagen aan het spel van de zwaartekracht van hun vingers op de toetsen, speelt hij tot op zekere hoogte zijn eigen wedstrijd. Dat begeleiders niet serviel hoeven zijn, bewijst hij. Bij Daan Boertien, ook als hij solo speelt, is het alsof de muziek uit de piano stroomt en hij er alleen nog wat aan hoeft te kneden.

Een plichtwerk vanaf blad gezongen en een intonatieprobleempje bij Poulenc zorgden mogelijk voor streepjes in de juryformulieren. Het tweetal besloot met het merkwaardige lied ‘The last letter’ van Nico Muhly. Dat het Muhly-stuk in prima Engels ging, waarvan elke letter te verstaan was, mocht kennelijk niet baten: het duo is niet door naar de finale.

Harriet Burns en Ian Tindale sloten de tweede halve finale af en met succes: ook zij staan in de finale. (© Rahul Gandolahage)

De recensent was nog maar net van de trap geduwd toen sopraan Johanna Will de arme criticus op een verkeerd been zette. Net toen die had genoteerd dat het optreden van de Duitse sopraan weinig expressief was, zette ze ‘The Fly’ van George Crumb in. Alles wat ze daarvoor niet deed, kwam nu wel: speels, expressief, grappig en losjes. Het imiteren van het geluid van een vlieg deed haar optreden goed. Daarvoor was ze wat bewegingloos en oogde ze, ook door haar kleding, als een heuse oratoriumzangeres.

Echte voordracht, echte verhalen en makkelijk contact met haar publiek liet mezzo Esther Valentin zien. In het Engels zeg je dan: she owned it. Haar opening met Glinka was zo snel en lastig dat al haar aandacht en dat van haar begeleider Anastasia Grushutina naar de zang en de tekst uitging. Met ‘Die Spinnerin’ van Wolf kantelde de boel; ze scoorde een paar lachen met haar eminente voordracht. ‘O che tranquillo mar’ werd in de aanpak van het duo een kleine opera en in Fêtes galantes van Debussy kreeg ze de zaal opvallend stil. Valentin was een romanschrijfster die in het keurslijf van haar programmering nog niet meer kon doen dan korte verhalen vertellen. Het duo werd verkozen door de jury tot finalist.

Sopraan Erika Baikoff en pianist Gary Beecher gingen als enigen uit de eerste halve finale door naar de finale. (© Rahul Gandolahage)

De voorlaatste deelnemer was Fabian Langguth. De nog jonge bariton had zich in klassieke concertkleding gestoken en dat maakte zijn optreden een tikje traditioneel. Zijn Brahms was verdienstelijk, de liederen van Fauré die erop volgden zong hij lyrisch, en met een mooie uitspraak van het Frans. Het is lastig te beoordelen als je een zanger maar één keer hoort, maar ik meende meer dan bij de anderen concourszenuwen op zijn stem te horen.

Hij koos voor de afsluiting van zijn recital – in tegenstelling tot veel andere deelnemers – wel voor een ‘hit’ uit het liedrepertoire: ‘Erlköning’ van Schubert lag hem goed, hij schakelde mooi tussen de verschillende stemmen in het stuk.

Spijtig dat net aan het begin van het optreden van de Britse sopraan Harriet Burns met pianist Ian Tindale er een trein gehaald moest worden. In dit geval wordt de recensent uitstekend vervangen door de jury, die er echt verstand van heeft. Die oordeelde: door naar de volgende ronde.

De vier finalisten zijn:

Ema Nikolovska (1993), mezzosopraan, Canada
Michael Sikich (1993), piano, VS

Erika Baikoff (1994), sopraan, VS
Gary Beecher (1993), piano, Ierland

Esther Valentin (1993), mezzosopraan, Duitsland*
Anastasia Grishutina (1988), piano, Rusland

Harriet Burns (1989), sopraan, Groot-Brittannië*
Ian Tindale (1990), piano, Groot-Brittannië

*Eveneens genomineerd voor de prijs ‘Oh che tranquillo mar’, de prijs voor het verplichte lied van Sylvia Maessen.

De finale wordt zondag vanaf 15.00 uur gehouden. Een opname door Radio 4 is ’s avonds te beluisteren en wie live wil meekijken, kan de livestream raadplegen. Ook deelnemers die niet door zijn naar de finale maken kans op enkele prijzen.

Vorig artikel

Opera in de media: week 48 van 2019

Volgend artikel

Van Mechelen beklimt galante Franse toppen

De auteur

François van den Anker

François van den Anker

François van den Anker is muziekjournalist. Hij doet verslag van de wereld van opera en lied met interviews, reportages en podcasts.