AchtergrondBinnenkortInterviews

Jeroen Lopes Cardozo regisseert Don Giovanni

Na de bekroonde Clemenza di Tito, Opera van het Jaar 2017 bij Place de l’Opera, brengt het Orkest van de Achttiende Eeuw vanaf 7 oktober Don Giovanni van Mozart in Nederlandse en Belgische concertzalen. Regisseur Jeroen Lopes Cardozo liet zijn fantasie de vrije loop en gaat creatief om met de beperkingen van opera in de concertzaal.

Jeroen Lopes Cardozo in repetitie voor Don Giovanni, met voor hem (op de rug) Kenneth Montgomery voor het orkest. (still uit video Orkest van de Achttiende Eeuw)

“Er zijn twee hoeden en drie maskers in deze voorstelling, maar als je die even tot de kostuums rekent, hebben we in deze productie géén rekwisieten.” Jeroen Lopes Cardozo klinkt een tikje triomfantelijk bij die vaststelling. Hij ensceneerde Mozarts Don Giovanni en daarmee gaat het Orkest van de Achttiende Eeuw, na eerdere succesvolle Mozartproducties als Le nozze di Figaro en La clemenza di Tito, op reis. De tournee door Nederland en België voert langs heuse concertzalen. Die schijnbare beperking deert de regisseur allerminst, zo blijkt als hij vertelt over zijn werk met de zangers, het Orkest van de Achttiende Eeuw onder leiding van Kenneth Montgomery en de leden van Cappella Amsterdam.

Het interview vindt plaats op de laatste repetitiedag in het centrum van Amsterdam, waar musici en solisten net de tweede akte van de opera hebben doorgenomen. De Keizersgrachtkerk biedt, met de kerkbanken opzij geschoven, net voldoende ruimte voor het orkest, de solisten en hun understudies en het artistieke team. Die kleine ruimte en de beperkte mogelijkheden hebben voordelen, vindt de regisseur. Het dwingt tot het maken van keuzes voor de semiscenische uitvoering van de complete opera, waarmee in de maand oktober onder meer De Doelen, de concertgebouwen in Amsterdam en Brugge en TivoliVredenburg wordt aangedaan.

Geen catalogus

“Je hebt net de dinerscène gezien, heb je de flessen en glazen met wijn gemist?” vraagt de regisseur. “Nee”, antwoordt de interviewer, “die flessen stonden er, en er waren druiven en chocola. Toch?”

Lopes Cardozo lacht: “Ik heb het ook allemaal gezien. Bij het begin van de repetities heb ik tegen de cast gezegd: ik ga geen zangertje pesten, als je echt wilt, krijg je een glas of drinkbeker, maar ik wil het proberen zónder. Zelfs Henk Neven heeft als Leporello geen catalogus als hij de veroveringen van zijn baas Don Giovanni bezingt. Ik heb in andere producties al uitvouwboekjes en telefoonklappers gezien bij die aria, en ik heb: niks! Henk klopt op zijn broekzak bij dat lied, ‘hier zit mijn boekje’, en dan noemt hij al die duizenden veroveringen in verschillende landen.”

Jeroen Lopes Cardozo: “Als je, zoals wij, in een concertzaal theatertje gaat spelen moet je heel veel uit de kast halen om dat te laten lukken.” (© Taco van der Werf)

Het Orkest van de Achttiende Eeuw produceerde al in de tijd van oprichter Frans Brüggen opera’s. Het begon met een internationale tournee van Les Indes galantes in 2004, vanaf 2011 gevolgd door semiscenische uitvoeringen van Mozart-opera’s. Jeroen Lopes Cardozo regisseerde ze allemaal. Opvallend was de verkiezing tot Opera van het Jaar 2017 van de semiscenische La clemenza di Tito.

Dit is na Le nozze di Figaro en Così fan tutte de derde Mozart/Da Ponte-opera die je bij het Orkest van de Achttiende Eeuw regisseert. Helpt die ervaring bij deze Don Giovanni?
“Zeker, want de opbouw van de opera is hetzelfde, een tamelijk klassieke structuur die Da Ponte op een bepaalde manier gebruikt. Er is in alle drie de opera’s sprake van eenheid in tijd, plaats en handeling. Dat is bij Don Giovanni heel interessant, het speelt allemaal in een stad, het begint in de vroege ochtend en eindigt tegen middernacht.”

“Veel ensceneringen, bijvoorbeeld die je in Salzburg ziet, plaatsen het stuk qua periode in de tijd van Mozart, de achttiende eeuw, maar het verhaal van Don Giovanni, of Don Juan, zoals opgetekend door de monnik Tirso de Molina, stamt uit 1620. Het publiek zal in de kostumering de sfeer van de Spaanse schilder Velázquez herkennen.”

In een promovideo voor deze productie zei je dat je ‘met minimale middelen het publiek wil helpen maximaal te genieten’. Hoe doe je dat?
“Die minimale middelen zijn de mogelijkheden die we hebben in de concertzalen. Daar gelden andere ongeschreven wetten dan in het theater. Als je, zoals wij, in een concertzaal theatertje gaat spelen, moet je heel veel uit de kast halen om dat te laten lukken. Er zijn geen coulissen, er is geen ideaal licht. Sieuwert Verster (directeur van het Orkest van de Achttiende Eeuw) en ik hebben bij al onze producties gekeken naar de noodzaak van extra toevoegingen. Een effect met vuur bijvoorbeeld, dat is op een concertpodium gauw te veel, terwijl dat in het operatheater niet zo zou zijn. Ik probeer het publiek in die concertzalen een beeld te schetsen dat ze zelf verder kunnen invullen met de muziek die ze in hun hoofd hebben. Daar zit bij mij soms een ideetje en een conceptje in, maar dat probeer ik nooit te ver door te voeren.”

“Ik probeer verwijzingen naar #metoo te vermijden”

Wat is dat ‘conceptje’?
“In bijna al mijn producties probeer ik in de ouverture iets te doen en in de epiloog. En als die er niet is, maak ik hem. In deze voorstelling vormen de dames uit het koor, Cappella Amsterdam, nog voor de ouverture begint een tableau vivant. Don Giovanni komt er bij staan en dan begint de muziek van de ouverture. Op de achtergrond zie je Donna Anna even, tot ze weer verdwijnt. Don Giovanni ziet dat; hij laat de vrouwen voor wat ze zijn en loopt weg. De vrouwen druipen afgewezen af. Helemaal aan het eind van het verhaal, als Don Giovanni de handreiking van de Commendatore aanneemt, zie je die vrouwen terug. Ze nemen uiteindelijk wraak.”

“Ik probeer de verwijzingen naar #metoo te vermijden. Don Giovanni gaat heel ver, daar hebben André Morsch, die de rol zingt, en ik het veel over gehad. Giovanni is erg egoïstisch, ook naar zijn knecht Leporello. Hij is een echte boef, maar: hij is heel charmant, iedereen valt voor hem. Hij weet dat en buit dat helemaal uit als een mannelijke Carmen. Luister maar naar de aantallen in de catalogus van zijn veroveringen. Op het moment dat er veroverd is of de daad is geweest, houdt het op en moet er weer een nieuwe komen. Daarom is die lijst zo lang.”

“Mensen vertonen soms compulsief seksueel veroveringsgedrag, waarbij ze meteen al weer op Grindr of Tinder aan de slag gaan met de volgende verovering, zonder te genieten. Ik denk dat Don Giovanni echter enorm geniet van het moment en vervolgens, door zijn hormonen gedreven, weer dóór wil. Voor hemzelf is dat een leuk leven en hij is voor de dood niet bang. Maar daarin gaat hij te ver, zo is het verhaal van de opera, met een moralistisch einde. Het knappe van wat Mozart en Da Ponte hebben geschreven, is dat je meegaat met de figuur van Don Giovanni om vervolgens te denken: maar zó wil ik hem niet meer.”

André Morsch en Henk Neven in repetitie voor Don Giovanni. (still uit video Orkest van de Achttiende Eeuw)

Je hebt je voorbereid en jezelf een beeld gevormd van het karakter van de hoofdrol. Kneed je André Morsch dan naar die rol?
“Nee, het is niet kneden. Op het moment dat er in de eerste repetitie een zanger staat, is het al anders dan het in mijn hoofd was. Ik ga in mijn regie uit van een paar dingen die ik belangrijk vind en de rest maken we samen. Deze zangers denken mee, ze bieden dingen aan en daarom lukt het om in de zes beschikbare repetitiedagen zo ver te komen. In het begin deed André als Don Giovanni heel veel en Henk als zijn knecht Leporello heel weinig. Later is dat omgedraaid, Henk moet hard werken en André ondergaat dat vooral als Don Giovanni.”

“Voor de casting voor deze productie hebben we allemaal een lijstje ingestuurd en die lijstjes kwamen bijna helemaal overeen. Natuurlijk moeten ze kunnen zingen en acteren, maar het gaat ook om een zekere intelligentie bij het creëren van de rol en het vraagt openheid. Het zijn allemaal jonge mensen, behalve de Commendatore, David Wilson Johnson, maar die is ‘hors concours’.”

Aan je bureau, als je begint aan je regie, realiseer je je dan de beperkingen van die concertzalen?
“Zo denk ik niet, ik heb een niet-bestaande concertzaal in mijn hoofd, van daaruit werk ik. We repeteren hier in de Keizersgrachtkerk en dan is op 7 oktober de première in de Doelen in Rotterdam. Daar gebruiken we de mogelijkheden van het licht en het hydraulische podium. In elke volgende zaal ga je opnieuw kijken wat er kan. Ik reis mee met de productie, vóór elke uitvoering hebben we een uur repetitie met het orkest en het koor, we nemen de opkomsten en afgangen door en passen die waar nodig aan. We staan later ook in het Concertgebouw in Amsterdam, daar gebruiken we de trappen. Dat ter plaatse aanpassen vraagt veel van de zangers, maar dat kunnen ze aan.”

“Het gaat niet om de wapens, maar om de blikken”

Is het budget een beperking?
“Daar ga ik nooit van uit. Als we decor willen, komt er decor. Ik ga uit van onbeperkt budget in mijn ideeën en dan gaan we later kijken of het van bladgoud wordt of van karton met goudverf, haha!”

Je bent ook officieel opgeleid gevechtschoreograaf. Handig, want in Don Giovanni zitten twee gevechten.
“Inderdaad, maar je zult geen wapens zien. Met een speelvlak van drie meter zijn echte rapieren geen goed idee. Als ik een gevecht choreografeer, houd ik de spelers vaak voor dat het niet om de wapens gaat, maar om de blikken, om het idee dat je steekt en de reactie erop. Dát maakt de spanning. Ik werk voor meer producties in de rol van gevechtschoreograaf. Bij Soldaat van Oranje bijvoorbeeld heb ik net een nieuwe cast getraind, nummer 18 inmiddels.”

De kostuums zijn ontworpen door Wobine Bosch. Wat was je vraag aan haar?
“Ik vroeg haar: laat iets uit de zeventiende eeuw zien, daar speelt het verhaal. Je zou dat in perfectie helemaal kunnen doen zoals het er toen uitzag, maar dit is een schets. Net als bij La clemenza gebruiken we hedendaagse kleding met toevoegingen. De familiebloedgroepen hebben dezelfde kleur, dat maakt het voor het publiek, zeker in een semiscenische opera, veel duidelijker. Don Giovanni draagt rood en Leporello donkerrood. Blauw is voor de edelen, de familie van de Commendatore. De onschuldige Masetto en Zerlina zijn wit en de kleur geel is voor Donna Elvira.”

Hoe hoop je dat het publiek na drie uur Don Giovanni de zaal uitgaat?
“Hmm, lastige vraag. Hoe mensen het ervaren is heel individueel. Ik ben ooit gaan regisseren om een verhaal te kunnen vertellen, en dan zo dat mensen er helemaal in zitten. Het zou voor mij een compliment zijn als ze erover blijven praten, dat ze iets gezien hebben wat beklijft. Er is een begrip in het Spaans, ‘duende’. Een unieke situatie die niet te herhalen of te creëren is. Tijdens elke tournee zijn er voorstellingen waarbij dat gebeurt. Ik denk aan de aria ‘Deh vieni alla finestra’, die André Morsch heel zacht zingt. Dat kan een magisch moment worden.”

De opera Don Giovanni gaat op maandag 7 oktober in première. Meer informatie vindt u op de website van het Orkest van de Achttiende Eeuw. Op de Facebook-pagina van het orkest en op Instagram vindt u korte video’s van de solisten, onder wie Henk Neven, André Morsch en Rosanne van Sandwijk.

Vorig artikel

Bruisende Bernstein doopt nieuw orkest

Volgend artikel

Cité de l’Opera: Marcello, Jaap en Karina

De auteur

François van den Anker

François van den Anker

François van den Anker is muziekjournalist. Hij doet verslag van de wereld van opera en lied met interviews, reportages en podcasts.