BuitenlandFeaturedOperarecensie

Munt brengt Orwelliaanse Ballo in maschera

De Munt speelt momenteel zijn voorlopig laatste productie in de Muntschouwburg. Hierna sluit het theater voor renovatie. Afscheid wordt genomen met Un ballo in maschera van Verdi, in een productie van Àlex Ollé van La Fura dels Baus. Een bedenkelijke enscenering voor een muzikaal uiterst geslaagde Verdi.

Scène uit Un ballo in maschera (foto: Johan Jacobs / De Munt).
Scène uit Un ballo in maschera (foto: Johan Jacobs / De Munt).

Verdi had regelmatig problemen met de censuur. Zo ook toen hij zich voor zijn opera Un ballo in maschera wilde baseren op het toneelstuk Gustave III van Eugène Scribe. De Franse toneelschrijver had het historische gegeven van de moord op de Zweedse koning Gustaaf tijdens een gemaskerd bal als uitgangspunt genomen. De materie werd door de instanties te explosief bevonden en het resultaat was dat Verdi koning Gustavo van Zweden veranderde in gouverneur Riccardo van Boston.

Àlex Ollé heeft ervoor gekozen om Verdi’s oorspronkelijke intenties te volgen en het geheel aan te passen, zodat Riccardo weer koning Gustavo van Zweden wordt. Om vervolgens het curieuze besluit te nemen het geheel te ensceneren als een dystopische, futuristische en neofascistische fantasie à la 1984 van Orwell.

Ollé zegt hierover in het magazine van de Munt: “1984 is voor mij een inspiratiebron geweest om Ballo op een andere wijze te benaderen. Voor mij is Gustavo een soort fascist, die dicht aanleunt bij de geest van Big Brother uit Orwells 1984.”

Het is jammer dat Ollé niet verder toelicht wát Gustavo precies tot fascist maakt. Ik kan zelf van het karakter namelijk niet veel meer maken dan een ietwat sukkelige politicus die zich vooral bekommert om Amelia en verder weinig aandacht heeft voor de problemen in de samenleving en zich ook niet druk maakt om de politieke slangenkuil waarin hij zich bevindt. Hij lacht alles continu weg en heeft daarmee meer weg van een Mark Rutte dan van een strenge dictator.

Het concept van Ollé drukt vooral een stempel op de aankleding van de opera. De zangers dragen allemaal dezelfde strakke kostuums en maskers, waardoor individuele uiterlijke trekken zo veel mogelijk onzichtbaar worden gemaakt. Bovendien speelt het geheel zich af in een ruimte die zo door een postmoderne Albert Speer bedacht had kunnen worden.

Scène uit Un ballo in maschera (foto: Johan Jacobs / De Munt).
Scène uit Un ballo in maschera (foto: Johan Jacobs / De Munt).

Verder heeft het regieconcept relatief weinig consequenties: wat op de bühne plaatsvindt, is eigenlijk precies wat er in het libretto staat (zij het in eigenaardige kostuums). Jammer is wel dat dat nogal statisch gebeurt en dat er van een goede personenregie weinig sprake is. Er zijn wat obligate handgebaren en omhelzingen, maar echt aangrijpend drama ontstaat jammer genoeg pas als je je ogen sluit en alleen luistert.

Ook nog enige aandacht verdient het volstrekt absurde einde. Terwijl Gustavo stervende is, trekken Renato’s collega-samenzweerders volstrekt uit het niets gasmaskers tevoorschijn en vergassen het hele gezelschap. De grote Big Brother-achtige projectie van het (overigens slecht gelijkende) hoofd van Gustavo wordt vervangen door de projectie van een ander hoofd. Een curieuze ingreep, die niet in de verste verte te rijmen valt met de opera van Verdi of zelfs maar met het door Ollé geïntroduceerde Orwelliaanse regieconcept.

Gelukkig was de muzikale kant van de voorstelling wel dik in orde. Er wordt met twee casts gewerkt, waarvan ik de eerste hoorde. De Italiaanse tenor Stefano Secco wist een helder klinkende Gustavo neer te zetten. En María José Siri zong met een warme, volle stem een uitstekende Amelia.

De indrukwekkendste vocale prestaties kwamen van de Roemeense bariton George Petean als Renato en de alt Marie-Nicole Lemieux als de waarzegster Ulrica. Petean wist met een prachtig Verdiaans geluid in zijn grote aria het volledige scala aan emoties dat zijn karakter doorleeft precies en aangrijpend neer te zetten. Lemieux wist met haar imponerende borststem een hondsgriezelige Ulrica neer te zetten. Zó klinkt een heks die in contact staat met de duivel zelve.

Ook alle lof verdient het orkest van de Munt. Onder Carlo Rizzi werd alle orkestrale dynamiek uit de partituur prachtig overgebracht. Zelfs de kortste stiltes werden betekenisvol en spannend. Het is te horen dat dit één van de lievelingsopera’s van Rizzi is.

Un ballo in maschera is nog tot en met 27 mei te zien. Zie voor meer informatie de website van de Munt.

Vorig artikel

Actie: Gratis naar het Staetshuys-concert!

Volgend artikel

La Cenerentola: feelgoodopera in Eftelingstijl

De auteur

Laura Roling

Laura Roling

3Reacties

  1. Leen Roetman
    18 mei 2015 at 20:21

    Herinnert u zich Faust nog? Strak en futuristisch. De Volkskrant schreef toen: ‘Een meesterzet om deze opera toe te vertrouwen aan Àlex Ollé.’
    Il trovatore wordt bij DNO later dit jaar “ongetwijfeld een opwindende productie.” “In deze versie van Il trovatore wordt naast het liefdesdrama ook de politieke achtergrond sterk geaccentueerd.” (citaten website DNO).
    Ik heb iets tegen regisseurs die altijd met hetzelfde concept aankomen.
    Gelukkig is de Volkskrant weer enthousiast http://www.volkskrant.nl/theater/un-ballo-in-maschera-fenomenale-muzikale-prestatie~a4023109/?akamaiType=FREE

  2. stefan caprasse
    19 mei 2015 at 12:40

    Volgende zondag naartoe. Ik hou een beetje mijn hart vast (jawel!), maar ben toch benieuwd. En muzikaal kijk ik er zeker naar uit!

  3. stefan caprasse
    26 mei 2015 at 14:00

    Op de ietwat futuristische aankleding en decor (ingenieus decor overigens dat op een simpele wijze verschillende ruimten kan uitbeelden) en de finale vergassing van iedereen (een detail toch! 🙂 )na was dit een vrij ‘normale’ enscenering, die me bijgevolg niet echt stoorde en waarin de personenregie zelfs vrij goed was. Dit inclusief de voor Un Ballo zo karakteristieke lichte, quasi-Offenbachiaanse passages, waar ik eerst voor vreesde.
    Ik vond de stemmen doorgaans goed. Ik had ook blijkbaar de andere bezetting. Riccardo Massi vond ik een mooi lyrisch zingende Ricardo. Scott Hendricks zong Renato heel (misschien soms wat te) karaktervol, maar het personnage stond er wel, heel doorleefd. Marie-Nicole Lemieux was een werkelijk indrukwekkende Ulrica. Monica Zanettin vond ik een dgelijke Amelia. Het stoorde me ook niet echt dat Oscar hier als een vrouw wordt voorgesteld en Ilse Eerens zong en speelde de rol lichtvoetig genoeg. Carlo Rizzi dirigeerde blijkbaar zonder partituur. Is dat een verdienste?
    Dus alles bijeen een ietwat somber spektakel, maar dat mij toch grotendeels beviel. Wel een enorm contrast met de juist heel kleurrijke Benvenuto Cellini s’anderendaags in Amsterdam…