Operarecensie

Inca’s in de Alpen: Alzira in St. Gallen

Bij het operahuis van St. Gallen ging dit weekend de onbekende Verdi-opera Alzira in première. Een fantastische kans om deze ‘Inca-tragedia lirica’ te herontdekken aan de voet van de Alpen, in het kanton Appenzell. Een plek waar meer rariteiten op het programma staan.

Promobeeld van de Alzira-productie.

Mijn nieuwsgierigheid om deze onbekende en jammer genoeg onbeduidende opera uit de eerste periode van Verdi live te zien en te horen, was erg groot. De ongebruikelijke Peruaanse setting, het libretto en de vaart van de actie (negentig minuten, precies een voetbalwedstrijd) maken dit werk simpelweg aantrekkelijk.

Een mooie mogelijkheid om mijn nieuwsgierigheid te bevredigen kreeg ik in het prachtige stadje St. Gallen, in het oosten van Zwitserland, waar de pieken van de Machu Picchu (Inca-stad in Peru) waren vervangen door de sneeuw van de Alpen.

Het interessantste van een onbekende opera is vaak dat het een soort ‘missende link’ is tussen de meesterwerken van een componist, en soms ook dat het fungeert als het puzzelstukje dat de stilistische evolutie in de geschiedenis van opera compleet maakt.

Beide eigenschappen gaan helemaal op voor Alzira: de muziek en het verhaal zitten vol verwijzingen naar bijvoorbeeld Lucia di Lammermoor (het is van dezelfde librettist, Salvatore Cammarano) en bevatten ook veel elementen van de latere opera’s van Verdi, zoals Un ballo in maschera en Simon Boccanegra.

De overeenkomsten met latere beroemde baritonrollen van Verdi werden in St. Gallen extra duidelijk door de overheersende en egocentrische zang van Paolo Gavanelli. De vocaal overdadige Italiaanse bariton liet er geen twijfel over bestaan dat zijn rol– Gusmano, een Spaanse tiran die precies als Boccanegra aan het einde van de opera zijn zegen geeft over de liefde tussen zijn rivaal en Alzira – de hoofdrol van de opera was.

Niettemin heeft ook de tenor (een kruising tussen Edgardo en Manrico) veel te zingen. De Mexicaan Hector Sandoval had het fysiek en de vocale kwaliteiten om geloofwaardig die rol – Zomoro, leider van een Peruaanse stam – neer te zetten. Hij zong de hele opera door zonder schroom en maakte indruk toen hij in zijn aria in de tweede akte het mannenkoor overstemde met zijn vlezige, bronzen stem (een aria die vooruitloopt op ‘Di quella pira’).

De uitvoering onder leiding van Henrik Nánási was muzikaal zeker de moeite waard

De entree van de hoofdrolspeelster Alzira is bijna een ‘remake’ van Lucia’s ‘Regnava nel silenzio’, plus de cavatina. Maar de vocale lijn is tegelijk Verdiaans, een soort Lombardi of Due Foscari.

De Ierse sopraan Majella Cullagh viel vocaal niets te verwijten. Ze gaf een solide en succesvolle vertolking van de rol, al miste ik in haar de diepere, authentieke gevoelens van haar karakter.

Over de regie van Denis Krief was ik noch enthousiast noch geïrriteerd. Krief was ook verantwoordelijk voor de abstracte decors (een paar grote houten driehoeken, die de Andes en de pyramiden van de Inca’s moesten voorstellen), de kuise kostuums (geen veren, geen goud, geen schitterende kleuren) en de onhandige belichting. Interessant genoeg staan er op de website van het theater vacatures voor zowel de afdeling licht als afdeling kostuums vermeld.

Krief, een bekende naam in Italië, vormde niettemin de link tussen het excessieve regietheater aan de noordkant van de Alpen en de armzalige kopie daarvan aan de zuidkant, waar de regisseur nog steeds min of meer de taak heeft om ervoor te zorgen dat zangers niet op elkaars tenen gaan staan tijdens het spel.

Los van deze beperking was de uitvoering onder leiding van Henrik Nánási muzikaal zeker de moeite van de trip waard. Een trip die ik zeker vaker ga maken, aangezien Peter Heilker – voormalig dramaturg van de opera in München en sinds afgelopen seizoen de nieuwe operadirecteur in St. Gallen – bijzondere titels programmeert, zoals Medea in Corinto van Simone Mayr en Il diluvio universale van Donizetti. Titels die de aandacht zullen trekken van meer dan alleen ‘alpine-operafans’.

Meer informatie is te vinden op de website van het Theater St. Gallen.

Alessandro Anghinoni is correspondent van Place de l’Opera in Berlijn en Zürich. Hij is vertaler van beroep en schrijft regelmatig over opera. Voorheen voor bladen als Opernwelt, tegenwoordig op zijn blog Operello&Operella.

Vorig artikel

New Yorkse Thaïs is introvert drama

Volgend artikel

La Wally met Westbroek uitverkocht

De auteur

Alessandro Anghinoni

Alessandro Anghinoni

1 Reactie

  1. Kevin
    22 februari 2010 at 16:30

    I wonder why the house didn’t use the chance to make a colourful splash with Inca costumes. Is it the Calvinistic side of St Gallen? Are the afraid to seem ‘old fashioned’? (Though I don’t think that colourful has to equal old fashioned, per se.) Myteries of the Swiss. (And not just them.)