FeaturedOperarecensie

Fonkelende Gauvin debuteert in Kleine Zaal

Gisterenavond debuteerde de Canadese sopraan Karina Gauvin in de Kleine Zaal van het Concertgebouw. Samen met haar pianist Maciej Pikulski bracht ze een breed uitgemeten liedprogramma. Zeker na de pauze een warm bad van genoegen.

(Foto: Michael Slobodian)

Parelend. Zo kan de stem van Karina Gauvin misschien het beste worden omschreven. Aan de ene kant zorgde dat bij het publiek voor hilariteit. Tussen de liedgroepen van het voornamelijk Franse programma vertelde de sopraan steeds een verhaaltje. Uit verlegenheid maakte ze ergens een fout, waarop ze dan een parelende sopraanlach liet horen. Gehinnik in de zaal.

Maar als ze zong! Dan imponeerde de fonkelende stem en bracht ontroering. In het wat vlugge vibrato van de sopraan klinkt een noodzaak door – van klank maken, van verhaal vertellen, van emotie losmaken. Ik kneep mijn handen samen, het zweet brak uit, toen Gauvin Kurt Weills lied ‘Youkali’ zong.

Youkali is de plek waar het geluk te vinden is, de onschuld, de spontaniteit, de liefde. Maar hoeveel pijn doet het niet, om te bedenken dat een dergelijke plek niet bestaat dan in je verbeelding. Precies dit schurende verlangen bracht Gauvin met een realistische felheid, en niet de gestileerde toon die sommige zangeressen zich aanmeten.

Waarmee ik niet wil beweren dat Gauvin geen mooie stem heeft. Integendeel. Al in het tweede lied, ‘Si mes vers avaient des ailes’ van een zeer jonge Reynaldo Hahn (13!), bezong ze in onberispelijk Frans met fluweelzacht pianissimo de wens tot vliegen. Als mijn verzen vleugels hadden… Als goed gezongen, nemen de tonen je gedachten vanzelf mee.

Maar het programma voor de pauze, met liederen van Hahn, Duparc en Bizet van voor het fin de siècle, vond ik toch niet geheel overtuigend. Dat lag voornamelijk aan pianist Pikulski. Zijn handen bewogen als stoelpoten over de ivoren toetsen. Houterig en geen blijk gevend van contact met elkaar. Hij sloeg zelfs verkeerde noten aan. Toch vreemd, want de man speelde met beroende zangers in beroemde zalen.

Later vertelde Gauvin dat ze pas een maand geleden voor het eerst met elkaar hadden gespeeld. Het is een wankel evenwicht. In de pauze was het misschien gezellig geweest, want bij terugkomst op de planken was er geen spoortje onzekerheid meer te bekennen. Waar ik me voor de pauze nog wel kon ergereren aan de scherpe kantjes in de hoogte van Gauvin, was het na de pauze een warm bad van genoegen.

Na twee halsbrekende liederen van Francis Poulenc, ‘Le présent’ en ‘Chanson’, die het tweetal flierefluitend wegspeelde, kwam een echt cadeautje: Poulencs ‘Hier’. De zangeres creëerde een oudroze klank, ondersteund door donkerbruine toetsen. Een verfijnde combinatie, perfect passend bij de tijd van het ontstaan van de liederen. Ná het fin de siècle.

Gauvin besloot het programma, na Kurt Weill, met een aantal volksliederen van Aaron Copland. Dit had niet gehoeven, het werkte als een anticlimax. Maar ze wilde nog wat experimenteren met lucht, kleur, opbouw. Karina Gauvin is een kunstenares. Vooruit.

Vorig artikel

Holland Opera bewerkt Romeo en Julia

Volgend artikel

Werner Güra lanceert seizoen Grote Zangers

De auteur

Mariska van der Meij

Mariska van der Meij