AchtergrondFeatured

René Jacobs kan niet zonder partituren

Twee jaar geleden wierp René Jacobs bij de Munt in Brussel zijn altijd boeiende licht op Händels opera Orlando. Nu is er ook een cd-opname en binnenkort zijn er drie voorstellingen bij het Holland Festival. Een gesprek met de veelgeprezen maestro. Over Orlando, Händel en partituren. “Meer dan vijf dagen kan ik niet zonder.”

René Jacobs (foto: Marco Borggreve).
René Jacobs: “Barokmuziek blijft voor mij boeiend” (foto: Marco Borggreve).

De Vlaamse dirigent René Jacobs (1946) is eigenlijk al musicus sinds hij als koorjongen in de Sint-Baafskathedraal van zijn geboortestad Gent zong. Vanaf dat moment, meer dan een halve eeuw geleden, heeft muziek zijn leven gestempeld. Hij maakte wereldwijd faam als eerst countertenor en later dirigent, ontving vele prijzen en onderscheidingen en maakte meer dan tweehonderd (!) opnamen.

Aan die immense discografie voegt Jacobs regelmatig nieuwe titels toe. Zo maakte hij een paar jaar geleden een voortreffelijke Zauberflöte-opname en registreerde hij in 2011 een andere Händel-titel: Agrippina. Ook Händels Rinaldo en Giulio Cesare nam hij al eens onder handen.

Orlando is het nieuwste product van de Vlaamse muziekgrootheid. Het is de eerste volledige operaopname bij Deutsche Grammophon sinds 2011. De uitgave, die vrijdag op de markt komt, is gebaseerd op de scenische productie van Pierre Audi die in 2012 bij de Munt in Brussel te zien was en die in juni driemaal in de Stadsschouwburg Amsterdam opgevoerd zal worden in het kader van het Holland Festival.

Jacobs vond de cast en het destijds in Brussel voor hem nieuwe barokensemble B’Rock zo mooi, dat hij met het idee kwam om er een cd van te maken. De opnames vonden vorig jaar zomer plaats in het Concertgebouw Brugge.

Orlando is de moeite waard”, zegt hij tijdens een gesprek vanuit Berlijn. “Ik ben niet van plan om alle veertig opera’s van Händel op te nemen, dat is te veel, maar dit is één van zijn meest geslaagde opera’s.”

Wat maakt Orlando zo geslaagd?
“De grote mate van maturiteit van Händel. Hij had op dat moment al iets van 25 opera’s geschreven (ik heb ze niet geteld) en had een sabbatical genomen naar het ‘vaste land’. Hij was in Dresden gekomen en had na een halfjaar rust echt weer zin om te componeren. Je ziet dat hij in Orlando maar zeer weinig van zijn vroegere opera’s recycleert, ongebruikelijk voor die tijd, waarin componisten zo veel moesten componeren dat ze regelmatig hun eigen muziek in een ander kleedje hergebruikten.

Händel schreef Orlando voor een aantal nieuwe zangers die hij in Dresden had ontdekt, en voor een paar oude bekenden. De rol van Dorinda schreef hij bijvoorbeeld voor een Italiaanse sopraan die hij in Dresden had leren kennen. Volgens mij had hij er heimelijk plezier in om haar als contrast tegenover de erg ijdele castraat Senesino te zetten, die Orlando zong.”

Het verhaal van Orlando is door vele componisten op muziek gezet. Hoe verhoudt Händels Orlando zich tot andere Orlando’s?
“Ik ken zelf Orlando furioso van Vivaldi en Orlando generoso van Agostino Steffani, maar als je kijkt naar de kwaliteit van de muziek en het compositorisch meesterschap, dan is Händels opera wel de beste. Daarna Steffani, die veel onverwachte ideeën heeft, en daarna Vivaldi, die wat voorspelbaarder is.

Veel opera’s rond Orlando zijn heroïsch-komisch. Händel zit daar niet ver vandaan. Orlando is een held, maar hij is ‘verweekt’ door zijn liefde voor Angelica en raakt uiteindelijk buiten zinnen. De vraag waar veel componisten toen mee bezig waren was: hoe druk je die waanzin uit in muziek? Händel doet dat door een ernstig aangelegde scène en een komisch aangelegde scène. Mooi is hoe de normaal zo redelijke barokvorm met zijn da capo-aria’s bij het waanzinnig worden van Orlando ontploft. Er is geen houvast meer, de muziek wordt, net als Orlando, irrationeel.”

U voert sinds jaar en dag opera’s van Händel uit. Is uw aanpak door de jaren heen veranderd?
“Ja, er is heel veel gebeurd in al die jaren. Ik heb eerst als zanger veel Händel gezongen en belandde toen aan de andere kant van het toneel. Dat is een hele andere aanpak. Als zanger ben je wel geïnteresseerd in het geheel en in wat je partners zingen in de scènes, maar als dirigent moet je nog veel meer uitgaan van de dramaturgie.

OrlandoIk begin dat ook steeds meer te doen. Vroeger wilde ik me nog weleens onmiddellijk aan de muziek wagen, maar nu lees ik altijd eerst het libretto en verdiep ik me in het model van de tekst, de achtergrond, oudere libretti waar het op terugvoert. Mijn studie Filologie komt zo ook weer in beeld…

Ik geloof dat indringende kennis van het libretto muzikale consequenties heeft. Zeker in de barokmuziek moet je als dirigent veel beslissingen nemen, zoals over het tempo van een aria. Dat tempo kun je uit de tekst halen. Uit de inhoud, maar ook uit de vorm. Libretti zijn altijd poëzie, nooit proza. Als je de tekst declameert, heb je al een deel van het ritme van de muziek te pakken.”

Voor Orlando werkt u samen met het Gentse barokensemble B’Rock, maar u bent ook bekend met vele andere barokorkesten. Hoort u verschil?
“Barokensembles streven niet naar een eigen klank zoals symfonieorkesten. Ze zijn gebonden aan de stijl van de muziek die ze spelen. Ik zie wel dat een aantal barokorkesten oud aan het worden is. B’Rock is juist jong en heeft minder routine. Dat kun je merken. Er is meer ruimte om te experimenteren, en dat blijft nodig in barokmuziek.”

Alleen in barokmuziek?
“In muziek uit de negentiende eeuw ligt bijna alles vast. Bij Mahler is bijvoorbeeld alles, tot op het kleinste rubato, genoteerd. In barokmuziek speelt improvisatie een veel grotere rol. Zo krijg je bij Händel in de begeleiding van de recitatieven veel ruimte voor je eigen fantasie. Dat zie je later ook nog bij Mozart, maar daarna wordt de vrijheid eigenlijk steeds minder. Juist vanwege die vrijheid blijft de barokmuziek voor mij boeiend, ook al ben ik er al zo lang mee bezig.”

Diverse zangers keren regelmatig terug in uw producties en op uw opnamen. Werkt u graag met dezelfde zangers?
“Het is altijd fijn om met zangers te werken van wie je de kwaliteiten kent. En het klopt dat ik heel loyaal ben aan zangers met wie ik eerder goed samengewerkt heb. Tegelijk verwelkom ik ook graag nieuwe zangers, die zich dan weer bij die ‘vaste club’ kunnen voegen. Voor mij is het belangrijkste dat iemand niet alleen een mooie stem heeft, maar ook weet wat hij ermee moet doen. Ik zoek intelligente zangers die een tekst kunnen interpreteren.”

U hebt inmiddels een imposante carrière achter de rug en enorm veel bereikt. Waarom gaat u nog altijd door?
“Ik heb het nodig. In die zin ben ik rusteloos. Als ik twee weken vakantie heb (wat zelden voorkomt) neem ik altijd een paar partituren mee. Ik kan misschien vijf dagen zonder, maar niet langer. Ik hoef de muziek niet per se te spelen of te horen: ik moet het zien, zodat ik het innerlijk kan horen.”

Wat hebt u de komende tijd voor plannen?
“Er komt steeds meer geestelijke muziek bij, merk ik, en ik voer ook steeds meer barokmuziek uit. Verder ben ik ieder jaar bij het Theater an der Wien. Daar doe ik komend seizoen Il barbiere di Siviglia van Paisiello. Ook bij de Staatsoper in Berlijn doe ik ieder jaar een nieuwe productie. De intendant daar is gelukkig geïnteresseerd in onbekende werken. Zo doen we komend seizoen de Telemann-opera Emma und Eginhard. Geweldig, want de Duitse barok is lang verwaarloosd. Je ziet, er is nog zo veel te ondekken. En ik blijf nieuwsgierig.”

Orlando is op 9, 11 en 13 juni te zien in de Stadsschouwburg Amsterdam. Daarna zijn ook nog uitvoeringen in Köln en Parijs. Zie voor meer informatie de website van het Holland Festival. Zie verder de website van Deutsche Grammophon voor meer informatie over de opname van Orlando.

Vorig artikel

Club Mahagonny eert Brecht en Weill

Volgend artikel

Donizetti-koningin Maria Stuarda in Luik

De auteur

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman is journalist en muziekliefhebber. Hij richtte in januari 2009 Place de l'Opera op en leidt sindsdien het magazine.