Recensies

Hôtel de Pékin is rijk, maar beperkt toegankelijk

Een opera met tussen haakjes 2008 erachter. Wat mag je daarvan verwachten? Wat moet je daarvan verwachten? Postmodernistische diepgang, lijken Willem Jeths en Friso Haverkamp met hun Hôtel de Pékin te willen zeggen. Maar door te veel diepgang kan de toehoorder ook hulpeloos aan de oppervlakte blijven dopperen.

De Nationale Reisopera gaf componist Willem Jeths en librettist Friso Haverkamp de opdracht een opera te componeren, die bij de opening van het nieuwe Nationale Muziekkwartier in Enschede onder toeziend oog van de koningin in première mocht gaan.

Jeths en Haverkamp kozen voor een opera over de laatste keizerin van China, Cixi (1835-1908). Een keizerin die op het grensvlak van het oude en het nieuwe China stond, en met die frictie heftig worstelde. Althans, dat laat de deels fictieve opera ons zien bij een uitvoering in het Lucent Danstheater in Den Haag.

De eerste keizer Qin (Dennis Wilgenhof) en de laatste keizerin Cixi (Marie Angel) vinden vrede bij elkaar.
De eerste keizer Qin (Dennis Wilgenhof) en de laatste keizerin Cixi (Marie Angel) vinden vrede bij elkaar.

De opera bevat achttien koortsdromen van Cixi, in de laatste twee uur voor haar dood. Vandaar ook de ondertitel: Dreams for a Dragon Queen. In haar dromen blikt de keizerin terug op haar leven, waarbij het strakke regime dat de eerste keizer Qin Shi Huangdi vestigde, schuurt met de oprukkende westerse invloeden.

De manier waarop regisseur Amir Hosseinpour dat contrast neerzet, is fascinerend. Hij maakt gebruik van moderne decorstukken – zoals een reusachtige spelcomputer en een speelgoedhelikoptertje – tegenover authentieke Chinese voorwerpen. Door het moderne overdreven modern neer te zetten, wringen oud en nieuw extra met elkaar.

In de slotscènes wordt toch een synthese gevonden, wat resulteert in een prachtige climax – niet in het minst door de stem en verschijning van Dennis Wilgenhof, die de eerste keizer Qin met verve vertolkt.

Naast de wrijving die centraal staat, kenmerkt Hôtel de Pékin zich door een postmodernistisch verwijzingenarsenaal waar je u tegen mag zeggen. Zo citeert en refereert Jeths veel uit bestaande werken. Allerlei componisten passeren de revue, waaronder (overduidelijk) Strauss, en ook Ravel, Messian en Stravinsky.

Ook tekst en enscenering linken en verbinden naar believen. Het voorziet de opera van vele diepe lagen, waar de toeschouwer geheel in kan opgaan.

Kán. Want alleen als je beslagen ten ijs komt, is het mogelijk te genieten van Hôtel de Pékin. Als je op een andere wijze aantreedt, is de opera zware kost. Het vergt dan alleen al alle concentratie om de verhaallijn te kunnen volgen.

De tekst van Haverkamp draagt daar niet aan bij. „Haverkamp heeft een onbegrijpelijke tekst geschreven”, werd al gewaarschuwd in de inleiding. Eigenlijk, zo merkt een bezoeker op, zou je het programmaboek (inclusief libretto) al moeten krijgen bij aanschaf van een kaartje.

Er wordt veel gerefereerd en gesymboliseerd, maar als je ergens aan refereert, moet de toehoorder wel over het juiste referentiekader beschikken. Anders stranden al je finesses en diepere lagen in onwetendheid. De opera blijft dan waar die is; namelijk op het toneel, tussen twee zwarte palen vol symbolische getallen.

In Hôtel de Pékin kan zich dus een grote pracht ontvouwen. Maar daar hangt wel een label aan: ‘beperkt toegankelijk’. Als je niet bij dat selecte groepje mensen met een flinke bagage hoort, blijven vele deuren voor je dicht.

Er rijst hierbij wel een vraag: is het anno 2008, met een vergrijzend operapubliek, niet van belang om toegankelijk werk te produceren?

Vorig artikel

Intense compositie op religieuze tekst

Volgend artikel

Eén koning en 365 koninginnen

De auteur

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman is journalist en muziekliefhebber. Hij richtte in januari 2009 Place de l'Opera op en leidt sindsdien het magazine.