AchtergrondBinnenkortFeatured

Marc Pantus: een man van de breedte

Marc Pantus werd vorig jaar vijftig en vond dat het tijd werd voor Winterreise en de twee andere grote liederencycli van Schubert. Na Winterreise is aanstaande zondag Die schöne Müllerin aan de beurt. Waarom “het er maar eens van moest komen” vertelt de bas-bariton in een interview.

Marc Pantus. (© Tonny de Rover)
Marc Pantus. (© Tonny de Rover)

Het interview vindt plaats op bekend terrein. Het voorgestelde ontmoetingspunt, een grand café bij Artis in Amsterdam, blijkt de plek te zijn waar Marc Pantus vele ochtenden de dag begint, met een croissant en de kranten. Alle landelijke bladen liggen op de leestafel in het café, maar Pantus beperkt zich tot de Volkskrant en Trouw. Als de kranten gelezen zijn en de croissant is genuttigd, kan het gesprek beginnen.

“Ik ben een man van de breedte”, zegt Pantus als het gaat over zijn nogal omvangrijke productie van operarollen en liedprojecten (waaronder een programma en een cd over Heinrich Heine), zijn werk als oratoriumzanger en zijn activiteiten als regisseur van theaterproducties en initiator van barokoperaprojecten met zijn eigen stichting i piccoli holandesi.

In de twee uur die volgen, wordt het bewijs van die breedte overtuigend geleverd. Muziek, zang, zijn liefde voor beeldende kunst en literatuur, regie, het werken in het theater: alles passeert de revue. Met oprechte interesse duikt de zanger in de vragen, die een zorgvuldig en beeldend verwoord antwoord krijgen. Aan het eind van zijn zinnen volgt vaak een lach, die klinkt naar zelfrelativering en lichte provocatie.

Heb je goede ervaringen met de pers, wil de interviewer weten. “Ik zong op het conservatorium de rol van Figaro bij de operastudio. Er kwam veel pers op af en over mij schreven twee recensenten niet erg positief. Ik herinner me een zin als: ‘Hij probeert in zijn eentje het WK overacting te winnen.’ Ik las die recensie net voor mijn tweede optreden. Op het podium had ik een klein notitieboekje om in de openingsscène de maten van de kamer te noteren: ‘Cinque… dieci… venti…’ Toen ik het boekje op het podium opensloeg, had de regisseur op de eerste pagina geschreven: ‘Nooit meer recensies lezen!’ Sinds die tijd denk ik bij een goede recensie: het had ook een slechte kunnen zijn. En omgekeerd natuurlijk.”

Rietveld

Bas-bariton Marc Pantus begon na de middelbare school als beeldend kunstenaar. Zijn verwachtingen over waar zijn talent lag, maakte een keuze voor de Gerrit Rietveld Academie voor de hand liggend. “Beeldende kunst zit in mijn familie en daarmee was dat pad al geëffend. In mijn familie komt geen muziek voor. Mijn vader had wel platen, Bruckner vooral, waarbij hij stiekem mee dirigeerde. Ik had een ongelofelijk ontzag voor muziek en musici, mensen van het conservatorium.”

“Ik dacht ooit dat ik modeontwerper moest worden en was in die tijd eens bij een modeshow van de kunstacademie in Arnhem, die daar toen heel beroemd voor was. Ik vond er niks aan! Maar ik luisterde in die tijd al naar opera en dacht dat ik iets met decor- en kostuumontwerp zou moeten doen om toch bij die wereld te kunnen. Ik werd op de Rietveld aangenomen en ben uiteindelijk beeldend kunstenaar geworden.”

Marc Pantus met begeleider Rudolf Jansen in De Doelen in Rotterdam.
Marc Pantus met begeleider Rudolf Jansen in De Doelen in Rotterdam.

“Die opleiding is heel vormend gebleken voor me, maar het was de slechtst denkbare voorbereiding op een leven als zanger. In de muziek moet je jezelf beschikbaar stellen voor het geheel en je eigen mening opzij kunnen zetten. Als beeldend kunstenaar is dat juist het enige wat ertoe doet. Ik heb het door schade en schande moeten leren. Dat ik naast het zingen ook zelf producties organiseer en regisseer, heeft daar alles mee te maken. Ik zoek altijd naar mogelijkheden om mijn eigen dingen te doen. Dat is een andere drijfveer, een heel andere energie, dan die van zanger.”

“Lang geleden al ben ik begonnen met het zelf produceren van kleine barokopera’s. Ik deed álles: vanaf de eerste subsidieaanvraag tot de laatste btw-afdracht. Dat hele traject ken ik inmiddels. Die behoefte ontstond toen ik in mij agenda weer een Messiah en nog een Messiah zag, en nog een Matthäus. Het zelf nadenken over bijvoorbeeld een affiche, dat gaat me goed af. Dan maak je echt iets nieuws.”

Je deed de Rietveld Academie, en toen kwam de muziek erbij?
“Ik wilde eerst piano leren spelen, maar dat zat er niet in. Gewoon voor de lol nam ik zangles. Ik had al wat ervaring in het kerkkoor. Dat was eind jaren zeventig, in Nijmegen, in een periode die ik me als ‘katholicisme light’ herinner: het was licht en vrolijk en vriendelijk in de kerk. Ik hielp de koster bij het schoonmaken van de kerk en daar had ik wellicht mijn eerste echte ervaring met muziek. Terwijl ik met een enorme stofzuiger bezig was, studeerde de organist. Het geluid van die machine en van het kerkorgel gingen samen, en ik stond daartussen. In de wijk waar ik woonde, was alles laag en klein. En dan was die kerk er, met ruimte voor ideeën en ook voor kunst. Ik vond er grootsheid.”

“Zingen voor een publiek leek me zoveel directer dan iets maken wat hopelijk ooit in een galerie terechtkomt”

“Later, tijdens zangles, voelde ik hoe zingen kan zijn. Als je een goede toon zingt, ervaar je een zuil van geluid, die zo boven je hoofd doorgaat naar boven. Dat gebeurde op het woord ‘Jehova’ in Judas Maccabaeus van Händel. Dat was een heerlijke ervaring. Mijn zanglerares Jadwiga Sosinska zei: ‘Wow, waar kwam dat vandaan?’ Als je dat eenmaal voelt, wil je dat uitbreiden. Ik zat in mijn laatste jaar van de Rietveld en dacht: als ik het wil, moet ik het nu doen. Zingen voor een publiek leek me zoveel directer dan iets maken wat hopelijk ooit in een galerie terechtkomt.”

In november zong je Winterreise in de Waalse Kerk. Binnenkort volgen de twee andere grote liederencycli van Schubert. Hoe is dat idee ontstaan?
“Het was mijn eerste Winterreise. Vorig jaar werd ik vijftig en toen dacht ik: het moet er maar eens van komen. Tot dat moment had ik altijd gedacht dat anderen dat maar moesten doen. Bij de barokopera’s die ik heb geproduceerd, ging het meestal om onbekend werk. Ik ging daarmee een mogelijke vergelijking uit de weg. Maar het werd tijd om eens normaal te doen en normaal is dat je als bas-bariton een keer Winterreise uitvoert.”

“Door MUSICO-eigenaren Taco Stronks en Remco Roovers werd ik gewezen op de ambities van de Waalse Kerk om meer concerten te organiseren. Zij hebben me ook gestimuleerd om direct de twee andere cycli te gaan uitvoeren.”

“Schubert was niet nieuw voor me. Ik heb nog niet zo lang geleden voor Frommermann een programma over hem geregisseerd. Maar het begon al veel eerder. Ik herinner me hoe ik als middelbarescholier al een liefde had voor het werk van Schubert. Mijn zus had me een plaat van Janet Baker aangeraden.”

“Ik ben in die tijd eens in mijn eentje naar Berlijn gereisd en bezocht op een dag Oost-Berlijn – het was nog in de tijd van de Muur. Ik verwachtte in een grijze wereld terecht te komen, maar het bleek, toen ik uit de metro stapte, een prachtige, lichte dag. Mijn verwachting werd compleet door elkaar geschud. Ik kocht er in een muziekwinkel mijn eerste Schubert-uitgave.”

Hoe heb je de volgorde van de drie cycli bepaald?
“Ik ben begonnen met Winterreise. Dat paste toen, afgelopen november, bij de tijd van het jaar. Het is ook een goed stuk om publiek mee te lokken voor de volgende delen. In de dichtbundel van Die schöne Müllerin van Wilhelm Müller staat: ‘Im Winter zu lesen.’ Dat kan dus prima op 28 februari. En dat Schwanengesang het einde moest zijn, leek me een gegeven. In die laatste cyclus zitten veel teksten van Heinrich Heine; dat is een liefde van me. De combinatie van teksten van Heine met de muziek van Schubert is schitterend.”

“Als zanger heb ik de wereld van het lied leren kennen toen ik tijdens mijn conservatoriumtijd les had van Udo Reinemann. Een lied beslaat één of twee pagina’s, maar het is een wereld, een caleidoscoop van gevoelens. De pianist/begeleider Graham Johnson heeft weleens gezegd: ‘Elk lied is een opera.’ Als liedzanger vertel je een verhaal en dat doe ik heel graag.”

Still uit de video-opname van Harry, Heine in Holland.
Still uit de video-opname van Harry, Heine in Holland.

“Ik zeg altijd: die liederen gaan niet over ons, maar ze kunnen niet zonder ons. Je moet ze met alles wat je hebt zingen. Je kunt niet doen alsof je er niet bent. Ik zing ze met mijn volledige persoon en dan gaat het nog steeds niet over mij. Ik heb veel les gehad van Elly Ameling. De precisie die zij in de muziek legde, was indrukwekkend. Ik heb daar veel van geleerd.”

“Eigenlijk is Winterreise heel on-Schubert. Het heeft een veel vrijere vorm dan Die schöne Müllerin, met al die coupletliederen. Dat is, in de goede zin van het woord, veel naïever, maar het is ook een veel vroeger werk. Müllerin is een echt verhaal van een man die wandelt, een beekje en een mooie dochter. Zij kiest uiteindelijk voor de jager en dan is de man ongelukkig en verdrinkt zichzelf. Er wordt wel gezegd dat Die schöne Müllerin minder dramatisch is. Muzikaal klopt dat, maar dramaturgisch is het juist veel dramatischer dan Winterreise, want er is nog hoop. In Winterreise is die er vanaf het begin al niet.”

“Ik heb hier de partituur. Voor Die schöne Müllerin ben ik nu bezig met vertalingen voor in het programmaboekje. Müller schrijft eigenlijk heel geestig. Wat Schubert ermee heeft gedaan, is heel sterk zijn eigen interpretatie. De proloog in de bundel van Müller is heel ironisch. Hij beschrijft daarin wat hij allemaal gaat doen:

Ich lad’ euch, schöne Damen, kluge Herr’n,
und die ihr hört und schaut was Gutes gern,’
zu einem funkelnagelneuen Spiel
im allerfunkelnagelneusten Stil…

Die ironie is bij Schubert volledig verdwenen. Van Schubert wordt gezegd dat hij geen humor had. Hij twijfelde of er wel vrolijke muziek bestond. Al schreef hij ook wel vrolijke cantates.”

“Heinrich Heine is geestiger en ironischer. Er zijn maar weinig composities op teksten van Heine geschreven die recht doen aan die toon. Ironie is muzikaal het lastigste om te verbeelden. Voor de cd Harry, Heine in Holland, die ik, ook met Rudolf Jansen, heb gemaakt, heb ik maar een paar composities gevonden waarin dat gelukt was.”

“Als het goed is, zit het allemaal in het lied; de noten zijn voldoende”

In welke fase van de voorbereiding op Die schöne Müllerin ben je?
“Dit is de fase van routine kweken, woordjes uit je hoofd leren. Ik doe dat met overschrijven, om te kijken of ik het ken. Ik speel bij het studeren wat bas mee op de piano. Met Rudolf Jansen heb ik de beste begeleider die er is. Hij heeft een ongelofelijke ervaring. Toen ik de Heine-cd maakte, heb ik mezelf dat cadeau gedaan. Ik vind het prettig als er uit de vleugel een geluid komt waar je bij wijze van spreken tegenaan kunt leunen. Begeleiden is een vak apart. Een zanger heeft ruimte nodig, en dat vraagt een heel andere begeleidingsstijl dan een violist.”

Ik zag in november, bij je eerste optreden met Winterreise, een betrekkelijk terughoudende interpretatie.
“Hoe je het ook wendt of keert, je houdt altijd die negentiende-eeuwse, romantische muzikale taal en vorm, en die heb ik proberen te zoeken. In die tijd deden ze dat zo. Kijk maar naar schilderijen uit die periode. Het zijn negentiende-eeuwse stukken: de taal moet begrepen worden, de noten gehoord kunnen worden. Daarbij zoek ik naar een bepaalde discretie, die is voor mij belangrijk. Uiteindelijk gaat alles om balans. Het is aan de luisteraar om het te begrijpen. Als het goed is, zit het allemaal in het lied en dat moet je een podium geven. De noten zijn voldoende. Het voordeel van het zingen van deze bekende Schubert-stukken is dat je samen met het publiek, dat die liederen ook kent, veel verder kunt komen.”

De volgende delen van de Schubert-serie van Marc Pantus en Rudolf Jansen zijn op zondag 28 februari (Die schöne Müllerin) en zondag 29 mei (Schwanengesang) in de Waalse kerk in Amsterdam te horen. Zie voor meer informatie de website van de Waalse Kerk. De data van komende voorstellingen van Harry, Heine in Holland vindt u op de website van i piccoli holandesi.

Hieronder een repetitieopname van ‘Im Dorf’ door Marc Pantus en Rudolf Jansen:

Vorig artikel

Cité de l’Opera: William, David en Janet

Volgend artikel

Bioscopen vertonen Puccini-film Kaufmann

De auteur

François van den Anker

François van den Anker

François van den Anker is muziekjournalist. Hij doet verslag van de wereld van opera en lied met interviews, reportages en podcasts.