Operarecensie

Stutzmann geeft gedurfd liedrecital

Alt Nathalie Stutzmann is een durfal. Dinsdag zong ze in de Kleine Zaal van het Concertgebouw liederen van Mahler en Hugo Wolf, maar ook een typische mannencyclus: Dichterliebe van Schumann. Het recital was mooi en anders. Jammer van de stoorzender.

(Foto: Simon Fowler)

Stutzmann (46) is niet onbekend in de wereld van opera en lied. Ze maakt zich bemind met haar donkere diepe altstem. Afgelopen zomer deed ze het Concertgebouw aan met haar barokensemble Orfeo 55 waarmee ze gepassioneerd Italiaanse barokaria’s zong. En zelf dirigeerde.

Dinsdag was ze wederom in het Concertgebouw te gast, nu in de Kleine Zaal. Ze begon met vier liederen van Mahler. In de eerste twee liederen, ‘Frühlingsmorgen’ en ‘Erinnerung’, viel me op dat ze voor een Francaise een mooie Duitse uitspraak heeft. Niet heel erg ‘Deutlich Deutsch’, maar naturel en verstaanbaar. Een kleine kanttekening moet ik daar wel bij zetten: dat was niet het geval in de snelle liederen.

Ze zong de liederen met bladmuziek waardoor er enig distantie was tussen haar en het publiek. Er was expressie in haar stem, zoals woede in een lied als ‘Ich grolle nicht’ in Dichterliebe, al was het niet groots ingeleefd en dramatisch.

Veel vrouwenstemmen wagen zich niet aan een cyclus als Dichterliebe van Robert Schumann. Stutzmann heeft daarin geen reserves, getuige Der Winterreise van Schubert die ze opgenomen heeft op cd.

Ik moest eraan wennen dat een vrouw een mannenpartij zong. Wat Stutzmann bijzonder maakt, is dat ze zo laag kan zingen, zoals in ‘Im Rhein, im heilegen Strome’. Prachtig. Maar juist bepaalde hoge noten in bijvoorbeeld wederom ‘Ich grolle nicht’ op het woord ‘Herzen’ nam ze niet. Ook stoorde het soms dat ze de woorden zo nadrukkelijk zong. Waar je legato verwachtte, klonk het kort en krachtig en daardoor ook minder meeslepend.

Gaandeweg dit recital was duidelijk hoorbaar dat iemand in de zaal zat mee te hummen. Vóór mij werden verontrustende blikken door luisteraars naar alle kanten geworpen. En in de pauze kwamen er speculaties dat de pianiste Inger Södergren zelf zat mee te neuriën. Ik denk ook dat zij het was, want ook bij instrumentale passages hoorde je een bijgeluid en ze maakte constant zangbewegingen met haar mond.

Iemand zei na afloop: ,,Als zo’n man naast je zit, dan geef je hem toch een por?” Maar als het je pianiste zelf is, geef je haar dan ook een por? Is het werkelijk de pianiste, dan stijgt Stutzmann in mijn achting voor haar loyaliteit naar haar toe. Ze is namelijk al twintig jaar haar vaste begeleidster en die doe je niet zomaar met pensioen. Naast haar vermeende bijgeluid vond ik haar redelijk spelen. Het klonk soms geroutineerd snel en dan weer geforceerd langzaam. In ‘Ein Jüngling liebt ein Mädchen’ en ‘Die alten bössen Lieder’ was haar samenspel met Stutzmann echter perfect.

Voor mij is het mooiste lied in Dichterliebe ‘Ich hab’ im Traum geweinet’. Een lied waarin verdriet en pijn om een geliefde zo ongegeneerd wordt bezongen. De alt maakte er een mooi drama van. Als ze zong dat ze huilend wakker werd, zag je haar ogen oplichten, terwijl die doorgaans wat vlak over haar muziekstandaard het publiek in keken. Met de lange pauzes werd het een hoogtepunt in de uitvoering.

Stutzmann zong na de pauze een keuze uit de Mörike Lieder van Hugo Wolf. Speelse liederen, niet al te donker of te duister. De liederen straalden in deze uitvoering vooral in lichaamstaal meer expressie uit dan voor de pauze. Mooi is Stutzmann en warm klonk ze als ze zo nonchalant tegen de piano leunde en ‘Nimmersatte Liebe’ zong.

Ze eindigde met ‘Der Rattenfänger’ uit Goethe Lieder. Dat ging weer te snel en met dat meegehum werd het er zeker niet mooier op. Gelukkig gaf ze nog een toegift met een romantisch Frans lied. Fraai.

Het Concertgebouw-publiek is altijd zo braaf met veel klappen en roepen, maar bravo’s bleven dit keer uit. Stutzmann moet maar eens een functioneringsgesprek aangaan met Södergren.

Vorig artikel

Lof op George London, één van de grootsten

Volgend artikel

Edo de Waart dirigeert double bill bij Matinee

De auteur

Rudolf Hunnik

Rudolf Hunnik

Rudolf Hunnik is cultuurjournalist, filmprogrammeur en trainer. Hij schrijft voor onder meer de Gooi- en Eemlander, HDC Media, Cultuurpers en Place de l’Opera.

4Reacties

  1. Gert-Jan
    3 december 2011 at 12:08

    Het fraaie romantische lied dat Stutzmann als toegifte zong was “A Chloris” van Reynaldo Hahn. Het was voor mij meteen ook een van de hoogtepunten van de avond, naast Schumanns “Ich hab’ im Traum geweinet” en “Nicht wiedersehen” van Mahler. Toevallig allemaal langzame liederen. Hoewel er in het lied van Mahler helaas nóg een stoorzender was, die de recensent niet heeft genoemd. Dit keer bracht die ook Stutzmann even uit haar concentratie: er ging een mobiele telefoon met een discoritme af en dat werd niet in een tel gesmoord! Wat erg voor artiest en publiek. Verder was ik over het algemeen meer onder de indruk van de imposante stem van Stutzmann dan dat zij mij ook echt raakte. Wat dat betreft was haar vorige recital in de Kleine Zaal met een ander programma en een andere pianist (augustus 2009?) een groter succes. Toen ging het dak er af met talloze bravo’s en meerdere toegiften.

  2. marene
    3 december 2011 at 17:56

    haha, meehummers, gsm-aanstaanlaters, ik-leg-wel-even-uit-wat-de-vertaling-is-fluiteraars, in-pepermuntjes-stikkers, snotteraars-zonder-zakdoekjes, welke stoorzenders kennen we nog meer? post hier je ervaringen!!

  3. kersten
    3 december 2011 at 18:51

    Ik moet zeggen: tijdens opvoeringen van DNO in het Muziektheater
    zijn er altijd opvallend weinig rochelaars e.d. Hoogstens iemand
    die in opperste nood tenslotte ontploft (foute techniek maar heeft
    in ieder geval z`n best gedaan). OF zou die zaalakoestiek nou eens
    een gunstige kant hebben?!
    Anderzijds: een liedrecital is natuurlijk veel kwetsbaarder, daar heb ik wat minder ervaring mee, nl.alleen in Enschede en daar valt het best mee.

  4. Marieke
    3 december 2011 at 21:44

    Het raadsel is voor mij nog niet opgelost. Wie humde er nu mee? Hoe kan het Sodergren geweest zijn zonder dat Stutzmann haar ten minste in de pauze de mond snoerde? Het klonk ook wel als een erg lage hum.
    Wie kan hier meer licht op werpen?