Achtergrond

Idyllische opera aan de Andrássy út

Van 20 maart tot en met 5 april vindt in Boedapest het Budapesti Tavaszi Fesztivál plaats, het lentefestival. Het is het grootste culturele festijn in Hongarije. Place de l’Opera-hoofdredacteur Jordi Kooiman was er enkele dagen bij en doet verslag.

Het panorama langs de Donau, vanaf de Vrijheidsbrug.
Het panorama langs de Donau, vanaf de Vrijheidsbrug.

Boedapest ligt eigenlijk vlak naast de deur. Twee uurtjes vliegen, niet meer dan dat. Waar je ’s middags nog op kantoor zit te werken in een weliswaar zonnig, maar toch wat saai Nederland, plof je ’s avonds neer op je bed in het Soho Hotel aan de Dohány út. Te midden van de geluiden van asociaal hard rijdende motoren en een taal waar geen touw aan vast te knopen is.

Het is de moeite waard, zo’n relatief korte reis. Tenminste, dat zou je denken als je alle promotiepraat over de ‘stad der zintuigen’, met haar ‘rijk historisch verleden’, ‘uniek cultureel erfgoed’, ‘verlokkende atmosfeer’, ongeëvenaarde panorama’ en ‘bruisende leven van alledag’ moet geloven. En zeker als je het Malev-blaadje in het vliegtuig leest, dat in een artikel claimt dat Boedapest de ‘hoofdstad van muziek’ is.

In het interview probeert de directeur van het nationaal ballet het pretentieuze label statistisch te rechtvaardigen. Er zijn 36 theaters in Boedapest, waarvan het Magyar Állami Operaház (het staatsoperahuis) alleen al 240 tot 260 voorstellingen brengt in een seizoen. Tijdens die voorstellingen zit het regelmatig meer dan 100 procent vol, vertelt de directeur, er ietwat trots aan toevoegend dat 100 procent is wat de brandweer toestaat.

Het Budapesti Tavaszi Fesztivál lijkt een perfecte gelegenheid om te zien of Boedapest deze hoofdstedelijke pretenties wat betreft muziek waar kan maken. Ruim twee weken lang worden door heel de stad tal van concerten, dansvoorstellingen en opera’s georganiseerd – naast al het andere dat er aan cultureels te horen, te zien en te doen is.

Kreunend hout
Als het gaat om opera is die ‘meer dan 100 procent’ in elk geval niet gelogen, blijkt tijdens de eerste proeve van bekwaamheid op de zaterdagavond, wanneer er een volledig Hongaars gecaste Turandot opgevoerd wordt. De loges zijn niet die chique, comfortabele zetels voor de high society, maar met vier of soms zelfs vijf operaliefhebbers gevulde hokken. Achterin de zaal moeten mensen blijven staan, omdat er geen plaats meer voor ze is. Dat samen drijft niet alleen de strot van Turandot, maar nog veel meer de temperatuur van de zaal tot grote hoogten.

De avond erna is dat nog veel meer het geval, als ‘local hero’ Andrea Rost na jaren van absentie haar opwachting maakt in het operahuis, tijdens de Haydn-opera Orfeo ed Euridice. Tot twee rijen dik staan de mensen achterin de zaal (voor de uitgangen) opgesteld. En weer begint de temperatuur te klimmen.

Tijdens de voorstellingen zit het regelmatig meer dan 100 procent vol

Het maakt het gebouw niet de meest comfortabele plaats om van opera te genieten. Tegen het einde van iedere akte bedenk je weer wat een sadist de architect moet zijn geweest, aangezien hij bewust zulke smalle en harde stoelen liet maken om te voorkomen dat mensen in slaap vallen. En de drommen mensen om je heen maken het niet gemakkelijk om op te gaan in het stuk dat gespeeld wordt. Voortdurend kreunt er wel ergens in de zaal hout. Het is alsof het publiek één groot lichaam vormt dat op een benauwde zomeravond al hijgend en zwetend een voorstelling probeert te volgen.
Maar ach, wat een schoonheid staat daar tegenover. Veel goud, schitterende schilderingen, geraffineerde decoraties en hoeken en gaten waar de meest prachtige legenden aan kleven (zie de Rubriek O-aflevering). Het leidt tot een diep Hollands zuchten. Hadden wij maar zulk een operahuis. Is dit niet opera? Opera in één van haar meest idyllische vormen?

Nieuwe lijn
Of de opera’s zelf stroken met de geweldige entourage, valt te bezien. De Hongaarse Turandot valt tegen, maar Orfeo ed Euridice is van hoog niveau. Interessant is vooral te zien dat er een nieuwe school van regisseurs opgang lijkt te maken in Hongarije. Andrea Rost spreekt erover, en ook Turandot-vertolker Mária Farkasréti noemt het als belangrijke ontwikkeling in het Hongaarse operalandschap.

Gangmaker is Balázs Kovalik, de hoofdregisseur bij de staatsopera. Kovalik volgde zijn opleiding in het niet bepaald traditionele Stuttgart, en met die bagage probeert hij nu nieuwe dingen te doen in Boedapest. Noemenswaardig is een project van zijn hand in Mozart-jaar 2006, waarin hij de gehele Da Ponte-cyclus op één dag uitvoerde. Het werd een groot succes, ook onder veel jonge mensen.

Opera lijkt in Boedapest sowieso meer te leven onder jongeren. Tijdens de voorstellingen zijn de leeftijden beneden de vijftig ruim vertegenwoordigd en de jonge gids van het operahuis, Katarina Markovic, vertelt dat ze regelmatig met vrienden naar de opera gaat. Het is gewoon een leuk avondje uit.

Kovalik heeft intussen een groep navolgers gekregen, vertelt Farkasréti. Ze spreekt over een nieuwe lijn die getrokken wordt. Maar waar Kovalik wel aanslaat, is dat twijfelachtiger bij de anderen. Zo wordt Sándor Zsótér volkomen weggehoond na zijn regie van Orfeo ed Euridice – die om eerlijk te zijn ook wel erg verzuipt in abstractie. Maar dat er verandering gaande is, is duidelijk.

Het interieur van het operahuis, gebaseerd op de Opéra Garnier in Parijs.
Het interieur van het operahuis, gebaseerd op de Opéra Garnier in Parijs.

Mooie McDonalds
Als je je bedenkt dat dit alleen nog maar was wat er zich afspeelt in het operahuis aan de Andrássy út, wordt duidelijk dat Boedapest cultureel gezien niet van karton is. Dat blijkt ook wel tijdens een ritje door de stad. Wat bijvoorbeeld niemand ontgaan kan, is het parlementsgebouw aan de oever van de Donau. Die is van ontzagwekkende grootte en pracht – niet voor niets het derde grootste parlement ter wereld.

Maar verder zijn er nog tal van gebouwen die in het oog springen, zoals de Sint Stephanus-basiliek, het Nationaal Museum en de synagoge, de grootste van Europa. Of het treinstation, gebouwd door Gustave Eiffel. In Eiffels bouwwerk is inmiddels ook een McDonalds gevestigd; de mooiste McDonalds ter wereld en de enige door Eiffel gebouwd.

Met de Hongaren kun je ook lachen als het gaat om cultuur. Wat te denken van de dierentuin. Daar heeft ooit een architect een groot bouwwerk neergezet voor de Indiase olifanten. Wat de beste man echter dacht, was dat de hoofdreligie in India de islam is, en dus maakte hij er een soort moskee van.

Ook de historie is met het blote oog terug te zien in de stad. Niet alleen door de spuuglelijke Sovjet-gebouwen die je hier en daar terug kunt vinden, maar ook door wijken waar de kogelgaten nog te zien zijn. In één van de districten staat bijvoorbeeld een groots huis met een prachtige voorkant, dat echter aan de achterzijde vol zit met gaten. Rechts zijn het de kogels uit de Tweede Wereldoorlog die de schade aanbrachten, links het geschut uit de Hongaarse Opstand in 1956.

Wat minder beladen maar minstens even interessant – en zeer schoon – is het panorama langs de Donau. Een uitzicht waar je je geruime tijd aan kunt vergapen. Het predicaat hoofdstad van de muziek is dan misschien wat te hoog gegrepen, ‘parel aan de Donau’ mag Boedapest zeker genoemd worden. Een parel die muzikaal gezien dat tripje van twee uur zeker waard is.

Vorig artikel

Beethovens enige opera op herhaling

Volgend artikel

Kinderopera tijdens Bayreuther Festspielen

De auteur

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman is journalist en muziekliefhebber. Hij richtte in januari 2009 Place de l'Opera op en leidt sindsdien het magazine.