Achtergrond

Mijn Strauss: Die Frau ohne Schatten

Richard Strauss componeerde vijftien opera’s. Peter Franken zag er elf meerdere keren in het theater. In een serie kijkt hij terug op memorabele voorstellingen van al die titels. In deel vijf: Die Frau ohne Schatten bij de Deutsche Oper am Rhein.

Morenike Fadayomi als Kaiserin bij de Deutsche Oper am Rhein. (© Hans Jörg Michel)

Mijn eerste kennismaking met dit monumentale werk dateert van 1972. Ik liep toevallig langs de Munt in Brussel en kocht een kaartje voor de voorstelling van die avond, naar bleek een opera van Strauss. Zonder boventitels volstrekt onbegrijpelijk voor iemand die er onervaren en ook nog eens totaal onvoorbereid mee geconfronteerd wordt. Op het programma dat ik bij een verhuizing bijna veertig jaar later terugvond, stonden grote namen, zo ongeveer de cast van de Wiener Staatsoper onder Karl Böhm. Maar het was (nog) niet aan me besteed.

Toen ik me veel later voorbereidde op een voorstelling van FroSch – de Kupfer-productie bij De Nationale Opera in 1996 – bleef het werk ook na vele malen spelen van een dvd een enorme bal geluid. Maar dit is een theaterstuk: een voorstelling van dit werk behoeft een goede enscenering en voortreffelijke zangers. Die voorstellingen in Amsterdam behoren tot mijn beste FroSch-ervaringen.

Daarna zag ik het werk nog in Berlijn, Gent en opnieuw Amsterdam. Ook zag ik Fred Berndts productie uit 1999 voor het Aalto-Musiktheater – zo lang gespeeld dat het een cultvoorstelling werd; ik zag de dernière in 2013. Voor mijn favoriete herinnering blijf ik bij de buren: Guy Joostens FroSch in Düsseldorf.

Zoals bij veel werken van Strauss is de opera een product van de samenwerking van de componist met Hugo von Hofmannsthal. Die wilde een sprookje schrijven, een soort moderne Zauberflöte. Dat heeft geleid tot een verhaal met de nodige ongerijmdheden.

Centraal staat de figuur van de Kaiserin, dochter van Keikobad, de heerser over het Geestenrijk. Zij verstond de kunst zich te veranderen in een dier en in de gedaante van een gazelle is ze de Kaiser, een hartstochtelijk jager, ten prooi gevallen. Daarbij is ze half mens geworden; ze is namelijk doorschijnend en heeft dus geen schaduw. Keikobad laat haar een jaar bij hem verwijlen. Als ze in die periode niet zwanger is geraakt, zal ze terugkeren in het Geestenrijk en zal de Kaiser tot steen worden.

Aangezien zwanger worden ondanks elke nacht geslachtsverkeer na een jaar nog niet is gelukt, gaat ze met haar voedster (Amme) naar de mensenwereld om een schaduw te kopen. Daar komt de vrouw van Barak in beeld, een jong meisje getrouwd met een veel oudere man in een huis met drie zich voortdurend misdragende broers. Zonder veel problemen kan ze worden overgehaald om te kiezen voor kinderloosheid in welvaart, in ruil voor haar schaduw.

De Kaiserin krijgt echter medelijden met Barak en zijn vrouw en kan zichzelf er niet toe brengen het plan door te zetten. Daardoor verandert de Kaiser in steen, zoals voorspeld. Uiteindelijk loopt het met beide echtparen toch goed af, zo lijkt het. De Kaiserin heeft een grote aria in de laatste akte waarin ze haar vader Keikobad toezingt en hem vertelt dat ze niet anders kan en niet anders wil dan wat ze heeft gedaan: ‘Vater bist du es’. Het is het melodieuze hoogtepunt van deze opera, die verder muzikaal niet de meest toegankelijke van Strauss’ werken is.

Tomasz Konieczny als Barak der Färber en Linda Watson als Färberin bij de Deutsche Oper am Rhein. (© Hans Jörg Michel)

Bij een ‘stagione’-gezelschap als De Nationale Opera wordt weken gerepeteerd voor een grote opera als Die Frau ohne Schatten, ook als het een reprise betreft. Zo beschouwd is het des te opmerkelijker als een operahuis het werk ‘zo maar even’ als losse voorstelling tussendoor op het programma neemt en dat dan in alle opzichten tot een goed einde weet te brengen.

Die Frau ohne Schatten ging in 2008 in première bij de Deutsche Oper am Rhein en heeft sindsdien een aantal voorstellingen achter de rug in de beide speelsteden van het gezelschap, Düsseldorf en Duisburg. In het seizoen 2012/2013 stonden er drie losse voorstellingen op het programma.

Het duo Guy Joosten en Johannes Leiacker is verantwoordelijk voor regie, decor en kostuums. Beiden verstaan hun vak en weten goed rekening te houden met de beperkingen die repertoiretheater met zich meebrengt. Zo is de voorstelling dramaturgisch uiterst eenvoudig gehouden, zodanig dat een invaller die de rol kent moeiteloos kan inspringen. Ook het decor is basaal. Het bestaat uit een grote trap op een draaitoneel. Daarop staat het huwelijksbed van het keizerlijk paar, verder is het leeg. Wordt de trap gedraaid, dan bevinden we ons in het huis van Barak der Färber. Zijn beroep (textielverver) wordt gesuggereerd door het gebruik van grote lappen rode en blauwe, stof die te drogen hangen en tegelijkertijd de muren vormen. Kleine bijrollen worden vanuit de orkestbak gezongen. Alles voor de eenvoud!

De rol van de Kaiserin werd gezongen door Morenike Fadayomi, al jaren de huisdiva van het gezelschap. Ze vertolkte de rol als een schattig, naïef kindvrouwtje – wat overtuigend overkwam gezien haar meisjesachtige uiterlijk. Ze heeft een grote stem en kan daar vrijwel alles mee. Ik vond haar in alle opzichten voortreffelijk, ze deed me meermalen aan Cheryl Studer denken. Haar grote monoloog in de derde akte, ‘Vater bist du es’, was adembenemend.

Linda Watson zong de rol van Baraks vrouw. Uiterlijk was ze er te oud voor, maar een rol die qua zwaarte vergelijkbaar is met Brünnhilde kan nu eenmaal niet door een jong meisje gezongen worden. Met name waar haar rol wat minder kijvend is en er wat meer lyriek in kan worden gebracht, bleek duidelijk hoeveel ze nog steeds in huis heeft. Daarvoor moesten we overigens wel tot de derde akte wachten.

Tomasz Konieczny zette een mooie Barak neer: de lankmoedigheid zelve, gezongen met een mooi stemgeluid. Aardig detail is dat hij dronken is als hij met de drie broers terugkeert van het boodschappen doen. Altijd maar lankmoedig zijn is zonder drank niet vol te houden…

Renée Morloc viel erg in de smaak. Ook zij is al jarenlang aan het gezelschap verbonden en vertolkt rollen als Fricka, Waltraute en Herodias. Zij speelde de voedster (Amme) als een getergde matrone die maar al te graag weer terug wilde keren naar het Geestenrijk. Een verblijf tussen mensen vervult haar met weerzin, maar ze kan de wens van de Kaiserin om in de mensenwereld een schaduw te gaan halen niet negeren.

Het orkest stond onder leiding van Axel Kober. Hij zorgde voor een volle, straussiaanse klank en wist met name aan het einde van de tweede en de derde akte veel indruk te maken.

Vorig artikel

Aylin Sezer geeft online concert

Volgend artikel

Cité de l’Opera: Ailyn, Ruth en Katie

De auteur

Peter Franken

Peter Franken