BuitenlandOperarecensie

Clash in Freiburg: Csárdás versus Hojotoho

Het Theater Freiburg heeft zijn seizoen met veel zelfspot geopend. Het eeuwige conflict tussen operette en serieuze opera was de basis voor een grappige, interessante en niet minder melancholische ‘clash’ van de twee genres in een productie van Die Csárdásfürstin.

Jana Havranová en Roberto Gionfriddo (foto: Maurice Korbel).
Jana Havranová en Roberto Gionfriddo (foto: Maurice Korbel).

Als het orkest ijverig de ouverture van Wagners Walküre inzet bij de opening van de tweede akte, vraag je je wel even af of je niet naar een andere voorstelling geteletransporteerd bent. Terwijl de Hongaarse melodieën en het ‘heja, heja’ van voor de pauze nog in je oren doorklinken, klinkt nu opeens van dezelfde bühne de oorverdovende Hojotoho-roep.

Het was echter geen hallucinatie. Het was het unieke, zeer grappige en absoluut originele idee waarmee de wellicht beroemdste operette van Kálmán, Die Csárdásfürstin, hier in Freiburg gepresenteerd werd.

Een stukje voorgeschiedenis: de afgelopen jaren domineerde een artistiek team rond regisseur Frank Hilbrich het operagebeuren in Freiburg met vele Wagner-producties, van de Ring tot aan Lohengrin en Parsifal. Zware, lange, ernstige stukken dus.

Veel humor en zelfspot brengen nu de ‘gemoedsbalans’ weer in evenwicht, doordat Frank Hilbrich in deze Csárdásfürstin rijkelijk uit zijn eigen Wagner-ensceneringen citeert. Je herkent de hand van decorontwerpen Volker Thiele, de kostuums van Gabriele Rupprecht en ook de beroemd geworden, opgezette zwaan, die na het veelbesproken Lohengrin-ongeluk als vervanging voor de echte zwaan (die in de orkestbak was gesprongen) gebruikt werd. Allemaal details die veel herinneringen losmaken bij het publiek en in deze bizarre context veel lachers losmaken.

De kracht van het idee is dat het de sociale en historische elementen van de operette in een nieuw perspectief plaatst. De qua stand onmogelijke bruiloft tussen de ‘chansonette’ Sylva Varescu (Jana Havranová) en de ‘Fürstensohn’ Edwin (Roberto Gianfriddo) transformeert zich tot een conflict tussen de lichte muziek en de Wagnerianen.

De vader van Edwin, Fürst Leopold, is daarbij een fantastische vertegenwoordiger van de laatste groep, gespeeld door acteur Frank Albrecht, in Wagneriaanse, allitererende rijmversen. Uitgerekend de vorst, die zonder het te weten getrouwd is met de voormalige provincie-diva Anhilte (in Freiburg gedanst en gespeeld door de prachtige danseres Helga Eggert), verzet zich tegen enige wisselwerking tussen de twee gescheiden werelden: opera en operette.

Al toen Kálmán zijn werk componeerde, in 1914, waren de gouden jaren van de operette passé. De oorlog brak uit, nieuwe tijden braken aan. De afscheidsvoorstelling van Sylva Varescu in de eerste akte wordt slechts bezocht door een paar nostalgische fans die zich nog voor het genre interesseren. Daaronder de grappige Boni (extreem vitaal vertolkt door Christoph Walti) en Bacsi en Feri von Kerekes (waarvan de laatste vertolkt werd door acteur Victor Calero, die zonder een noot te zingen als geweldige ‘Bühnenmagnet’ imponeerde). Allen waren zij trouwe ‘Sylva-groupies’.

(Foto: Maurice Korbel)
(Foto: Maurice Korbel)

Bij die groep voegde zich de Wagner-soubrette Stasi (multidisciplinair gezongen door Sigrun Schell, die we normaal als ultradramatische Gutrune en Kundry kennen), die de vreugde van het operettezingen ontdekte in een duet met Boni en Edwin.

Veel invallen, veel humoristische scènes en een algehele, fijne wolk van nostalgie, die zoet-droeve alles-gaat-voorbij-stemming, precies het moeilijkste onderdeel om neer te zetten in een operette – daarmee scoorde het Freiburger Orchester onder leiding van Gerhard Markson. Het liet subtiele, in het niets oplossende, fluisterende melodieën, kort opvlammende dansorgieën en lang vergeten, vergane nachtclubvrolijkheid horen.

In 1914 kwam een tijdperk ten einde. Joseph Roth, Hofmannsthal en Robert Musil waren enkele van de stemmen die die ‘ondergang van Kakanië’ en het ontstaan van een habsburgse mythe aankondigden. Regisseur Frank Hilbrich koos echter voor een heel ander symbool om het verliezen-en-hervinden, het ten-einde-komen-en-voortbestaan van een tijdperk te verbeelden: een neushoorn!

Zonder klank of geluid kwam een grote neushoorn het toneel op: ironie en nostalgie ineen. Het was een raadselachtig beeld en citaat uit de inhoudelijk verwante film E la nave va van Fellini, waarmee vanuit operette en opera een brug geslagen werd naar de poëtische cinema.

Samenvattend: een enscenering die je zeker moet zien!

Vorig artikel

Hannigan betovert in Dutilleux-liederen

Volgend artikel

Kuyvenhoven vertelt het verhaal van Cosima

De auteur

Alessandro Anghinoni

Alessandro Anghinoni

1 Reactie

  1. Paul
    18 oktober 2013 at 18:40

    Tijdens mijn vakantie deze voorstelling bezocht. Was inderdaad een fantastische (humoristische) voorstelling!