Operarecensie

Calleja maakt adembenemend debuut

De Maltese tenor Joseph Calleja debuteerde donderdag in het Concertgebouw. Begeleid door het Orquesta Sinfónica de Navarra onder leiding van Frédéric Chaslin zong hij aria’s van zijn nieuwste cd Be My Love, een ode aan zijn voorbeeld Mario Lanza. Het werd een adembenemend concert, met de ene na de andere schitterende vertolking.

Joseph Calleja (foto: Simon Fowler).

Ook tijdens dit concert memoreerde Calleja (1978) zijn stokpaardje, dat een oom hem de film The Great Caruso met Mario Lanza in de hoofdrol liet zien. Calleja ging hem imiteren, raakte twee weken zijn stem kwijt, maar wilde wel gaan zingen. Het werd een kerkkoor en later kwam hij terecht bij de tenor en zangleraar Paul Asciak. De rest is geschiedenis.

Al drie weken toert het Spaanse Orquesta Sinfónica de Navarra (OSN) met de zanger langs verschillende grote steden in Europa. De fans en liefhebbers van het operagenre werden in de redelijk gevulde Grote Zaal van het Amsterdamse Concertgebouw onthaald met de ouverture uit de opera Le roi d’Ys van Édouard Lalo. Geolied en vol van klank bracht het Spaans orkest de stevige, expressieve melodieën. Met name uit de blazerssectie klonk het behoorlijk ruw.

Calleja begon met acht bekende en geliefde aria’s. ‘Cielo e mar’ uit de opera La Gioconda van Ponchielli was daarvan de eerste. Calleja’s stem herinnert aan de mooiste tenorstemmen van vroeger. Aan het beheerste vibrato van Jussi Björling en de glasheldere, krachtige hoogte van Pavarotti. Adembenemend prachtig en langs vloeiende legatolijnen stuwde de tenor deze aria op naar grote hoogte. Het geknepen geluid in de hoogte, wat tegenwoordig zo wijdverbreid is, ontbrak bij hem volledig.

In de smeekbede ‘La fleur que tu m’avais jetée’ uit Carmen van Bizet liet hij een andere kant van zijn veelzijdige stem horen. Zijn Franse uitspraak was vlekkeloos en veelzeggend en ‘La fleur’ klonk met een vlot vibrato niet radeloos, eerder vastberaden.

Dat Calleja een beminnelijk man is en weinig sterallures heeft, bleek wel toen hij het publiek leuke anekdotes ging vertellen. We weten dat hij, toen hij 19 jaar oud was, al eerder in Nederland is geweest. Hij zong toen in de opera Maria Stuarda van Donizetti bij de Nationale Reisopera.

Helaas waren Calleja’s verhalen niet voor de hele zaal verstaanbaar, maar uit tweede hand hoorde ik dat hij een Nederlandse vriendin heeft gehad. Hij vertelde dat het normaal is dat je op Malta konijn eet. Maar toen hij kennismaakte met de familie van zijn vriendin, liep het zusje snel naar haar konijn en zei tegen hem: “Je mag mijn konijn niet opeten.” Hij vertelde dit in redelijk verstaanbaar Nederlands.

Terug naar de muziek en naar de goddelijke stem van deze tenor. Na ferme verismoklanken en erg levendig slagwerk in de laatste slotnoten van de ouverture uit de opera Les vêpres Siciliennes van Verdi, zong de tenor ‘La donna è mobile’ uit Rigoletto. Ook deze aria past goed bij zijn bereik als lyrische tenor. Als kritiek had ik dat het orkest mij iets te blijmoedig en te snel speelde. Dat maakte dat het expressieve zangwerk van Cajella wat geforceerd overkwam.

Het instrumentale, zoete ‘Meditation’ uit de opera Thaïs van Massenet had van mij overgeslagen mogen worden. Van fijnzinnige melodielijnen gevat in pure romantiek was hier echt geen sprake. Het ging natuurlijk om een bewerking, maar het trompetgeschal dat op het laatst kwam, klonk wel erg robuust. Dit werk had ook voorafgaand aan een stierengevecht kunnen klinken.

Gelukkig maakte Cajella het goed met onder meer ‘Pourquoi me réveiller’ uit Werther, ook van Massenet. Zijn dynamiek beheerste hij in volledig. Dan weer hard, dan weer zacht. Om me heen werden wat tranen weggepinkt.

Na afloop zong hij drie toegiften. De energieke tenor excuseerde zich dat hij graag een bekend lied van Mario Lanza wilde zingen. En dan niet alleen om zijn cd te promoten. Met licht accent zong hij ‘Be my love’. Het klonk ongedwongen en vooral schitterend.

Als laatste herhaalde hij ‘E lucevan le stelle’ uit Tosca van Verdi. Met zo’n liefdesaria, daar pak je iedereen mee in. Met nog meer gevoel, met name in de strofe ‘Le belle forme disciogliea dai veli!’, en met zijn krachtige controle van zijn kleurrijke stem imponeerde hij ons wederom. Hij benam ons haast de adem.

Vorig artikel

Stotijn zingt Weense kamermuziek

Volgend artikel

Maak kennis met Hans Kox' Dorian Gray

De auteur

Rudolf Hunnik

Rudolf Hunnik

Rudolf Hunnik is cultuurjournalist, filmprogrammeur en trainer. Hij schrijft voor onder meer de Gooi- en Eemlander, HDC Media, Cultuurpers en Place de l’Opera.

4Reacties

  1. moniquetb
    2 februari 2013 at 15:25

    laat ik beginnen met het noemen dat ook ik erg genoot van dit concert. De eerste aria Ciel o mar, voor mij zozeer verbonden met Villazon gaf hij een heel eigen invulling die mij diep raakten en voorstreffelijk was. Maar op mijn plaats voorin was het erg duidelijk merkbaar dat de tenor verkouden of iets dergelijks was. Andere mensen die hem vaker hebben horen zingen hebben mij verzekerd dat zijn gesnuif geen raar trekje is maar dat hem iets “dwars” zat. Dit vond ik ook zeker hoorbaar. Het staal harde in zijn stem is prima maar ik miste nuance en subtiliteit. Bijvoorbeeld in de eerste aria van Tosca zette hij te hard in en kon onvoldoende terugnemen. Het is uniek dat ik deze aria, op dit niveau gezongen, met droge ogen meemaakte. Jammer.
    Misschien is het franse repertoire meer zijn ding maar zijn franse uitspraak is wat mij betreft onvoldoende voor dit niveau. Dus geweldig concert maar ook zeker wat restricties.

  2. Pieter K. de Haan
    2 februari 2013 at 22:39

    Ik heb Joseph Calleja voor het eerst gehoord in 1998 – hij was toen 20 – in het Rossini Opera Festival in Pesaro, waar hij de rol van Lind in de “teen-opera” “Isabella” van Azio Corghi, een soort mix van rock en belcanto, gebaseerd op “L’Italiana in Algeri” heeft vertolkt. Dat werk heeft me niet kunnen bekoren en van de prestaties van Joseph Calleja is me maar weinig bijgebleven. Zijn optreden in “Maria Stuarda” bij de Nationale Reisopera heb ik gemist (hij alterneerde toen met Harry van der Plas). Later heb ik hem nog wel live gehoord in Frankfurt in “Roméo et Juliette” en in het Muziektheater in “Rigoletto”. Wat mij ook al bij zijn recente optredens in de Met en in de “Last night of the Proms” opgevallen was werd in Amsterdam bevestigd: hij is als zanger enorm gegroeid. Ik vond zijn concert in het Concertgebouw in één woord fantastisch. Van enige indispositie heb ik niets gemerkt. Het meest geïmponeerd was ik door zijn schitterende diminuendi. Zoiets zullen we binnen onze landsgrenzen niet snel weer horen!

  3. Pieter K. de Haan
    2 februari 2013 at 23:57

    Excuus, met name aan de heer Van der Plas: zijn voornaam is Harrie.

  4. Gert-Jan
    3 februari 2013 at 17:58

    Calleja’s entree met “Cielo e mar” was gedurfd. Onmogelijk om niet geïmponeerd te raken door deze stem en sympathieke/aantrekkelijke verschijning. De eerste minuten was ook ik onder de indruk van zijn volume, reikwijdte en gemak van zingen. Tegen de pauze was daar niets meer van over. Ik vond Calleja hard en ongenuanceerd zingen. Alles klonk hetzelfde, of het nu Bizet, Puccini of Massenet was. Alles wordt bij hem een showstopper. De aria’s kregen geen ruimte, geen verstilling, de frases waren zonder uitzondering kort, niet mooi uitgezongen, bijna afgebeten. En het leek vaak alsof hij zijn neus moest ophalen, zijn keel moest schrapen, ik had net als moniquetb het idee dat hij verkouden was (geweest). Schitterende diminuendi waren er ook, absoluut, maar ze waren op de vingers van een hand te tellen. Pas in de eerste toegift (A vucchella) hoorde ik een zanger die een werd met wat hij zong, genuanceerd en doorleefd. De opwinding in de zaal heb ik wel begrepen – zie mijn tweede zin – maar was wat mij betreft niet terecht.