Operarecensie

Vorm overheerst in theatrale Winterreise

Ensemble intercontemporain en Muziektheater Transparant brachten op maandag 19 januari een theatrale versie van Schuberts Winterreise in De Doelen in Rotterdam. Bariton Georg Nigl en pianist Andreas Staier vormden de kern van de voorstelling, die met name door de onverstaanbaarheid van de zang tekortschoot in inhoud.

Georg Nigl zong vrijwel de hele avond met gebogen hoofd of liggend (foto: Bernd Uhlig).
Georg Nigl zong vrijwel de hele avond met gebogen hoofd of liggend (foto: Bernd Uhlig).

Het was een gelukkig toeval dat de Rotterdamse Doelen uitgerekend op Blue Monday een uitvoering van Schuberts Winterreise programmeerde. Een hele dag – commercieel, zegt men, maar uiterst doeltreffend – om wereldwijd te vieren en te gedenken hoe mooi somberheid, melancholie en uitzichtloosheid kunnen zijn. We zouden een groot deel van de kunst moeten missen als de donkere gemoedstoestand er niet was als onbegrensde inspiratiebron.

In dat spectrum verdient de gedichtencyclus van Wilhelm Müller, op muziek gezet door Franz Schubert, een ereplaats. De tekst en muziek zijn zo sterk en zo diepgaand dramatisch dat er niet veel nodig is om een zaal onder te dompelen in melancholie en weltschmerz. Met een redelijk gestemde piano, een zanger of een enkele keer een zangeres die zo zuiver mogelijk zingt en een publiek dat zich van overmatig hoesten en telefoneren onthoudt, kom je een heel eind.

Dus wie vindt dat hij iets kan toevoegen aan het werk van Schubert en Müller, heeft al snel iets uit te leggen. Tekst en muziek lopen over van betekenis en dan is het de vraag of alles wat je toevoegt niet gewoon vorm is. En of die vorm vervolgens de betekenis in de weg zit of haar versterkt.

De productie die Ensemble intercontemporain en Muziektheater Transparant vorig jaar creëerden en gisteravond onder de titel Winterreise Theatraal in de Rotterdamse Doelen zijn Nederlandse première gaven, gaf geen ondubbelzinnig positieve antwoorden op die vraag.

Componist Mark Andre schreef voor de productie aanvullende muziek en had heel netjes afstand gehouden van de originele muziek van Schubert. Hij componeerde sferische tussenmuziekjes, die een nogal licht soortelijk gewicht bleken te hebben. Ze waren kort, ontwikkelden zich niet en gingen geen dialoog aan met de muziek van Schubert.

Het was zelfs een beetje mal om te zien hoe dirigent Julien Leroy steeds netjes wachtte tot de laatste klank van de piano van Andreas Staier was weggestorven om de inzet van het zestienkoppige ensemble aan te geven. Aan het eind kreeg de pianist een teken dat hij weer mocht. Dat patroon werd maar bij één lied onderbroken.

Andreas Staier zat wat geïsoleerd in het licht op het podium en hield consequent zijn rol als klassieke begeleider. Zijn Schubert was punctueel, zij het wat arm aan kleur. In solorecitals begeleidt hij Georg Nigl ook in Winterreise, maar dan op de pianoforte. Contact met de zanger had hij niet en dat lijkt me een lastige hindernis.

Bariton Georg Nigl maakte enkele jaren geleden grote indruk in de titelrol van de opera Dionysos van Wolfgang Rihm tijdens het Holland Festival. De Weense zanger stortte zich met overgave op zijn rol als zanger en acteur in deze Winterreise. Zijn volume vulde zonder moeite de grote Doelenzaal, maar de verstaanbaarheid was problematisch, ook omdat hij vrijwel de hele avond met gebogen hoofd of liggend zong; op zijn buik in ‘Der Lindenbaum’ en met zijn gezicht naar de achterwand in het laatste lied, ‘Der Leiermann’.

Waar de tekst losraakt van de handeling – en dat gebeurde door deze aanpak – dreigt die handeling te blijven hangen in beelden en symbolen. Dat gebeurde met wat schilder Michaël Borremans had ontworpen: een grote tafel die aanvankelijk vol schoenen en later vol kaarsen stond.

Die kaarsen verdwenen in het begin van de cyclus om tegen het einde weer terug te keren. Bij Schubert vind je muzikaal niet veel terug van het cyclische van de serie liederen, maar in dit beeld vormden de kaarsen een mooie cirkel. Kale takken vulden verder de bühne, die daarmee geen hele fantasievolle vormgeving van het werk van Müller en Schubert bood.

Het team voor deze productie, met Johan Simons als regisseur, deed met Winterreise Theatraal een interessante poging om beeld te scheppen bij de beroemde cyclus. Die poging is daarmee een bijdrage aan de alom gevoerde discussie over hoe je het lied in het theater vormgeeft.

Wat mij persoonlijk betreft heeft Winterreise niet meer nodig dan de eerder genoemde ingrediënten. Hoewel het publiek uitgesproken enthousiast reageerde, was deze benadering voor mij dan ook interessant, maar niet meer dan dat.

Vorig artikel

Stutzmann zingt Winterreise in Amsterdam

Volgend artikel

“Ik ben Nino Machaidze!”

De auteur

François van den Anker

François van den Anker

François van den Anker is muziekjournalist. Hij doet verslag van de wereld van opera en lied met interviews, reportages en podcasts.

2Reacties

  1. Leen Roetman
    21 januari 2015 at 23:59

    Het was jammer van de slechte verstaanbaarheid van de zanger. De enscenering en etherische tussenmuziek van Mark Andre vond ik mooi en sfeervol. Een bijzondere uitvoering die mij denk ik wel zal bijblijven.

  2. Olivier Keegel
    22 januari 2015 at 14:36

    Balsem voor de ziel, deze recensie. Puur leesplezier! Zelden gezien dat een voorstelling zo elegant maar ook zo volledig en met onmiskenbaar veel verstand van zaken werd afgebrand (eigenlijk alleen een goed woord voor de kaarsen die “een mooie cirkel” vormden).

    “Met een redelijk gestemde piano, een zanger of een enkele keer een zangeres die zo zuiver mogelijk zingt en een publiek dat zich van overmatig hoesten en telefoneren onthoudt, kom je een heel eind.” Dixit! “En heel eind”? Zeg maar gerust: “Met een piano en een zanger ben je er!” Winterreise? Een typisch geval van “niets meer aan doen”, strik eromheen en in alle rust uitpakken. Waarom toch altijd ter meerdere glorie van elitair hobbyisme geknutseld aan iets dat al perfect is? Zou Schubert erg blij geweest zijn met een hoofd buigende, buik liggende en rug tonende zanger?

    Ik heb de voorstelling niet gezien en mag er dus niet over oordelen (ik herhaal: EN MAG ER DUS NIET OVER OORDELEN), maar ik zag wat fragmenten. Ik vraag me af: wat doet die piep-knars muziek daarbij? Ik doel op de “sferische tussenmuziekjes, die een nogal licht soortelijk gewicht bleken te hebben” (wederom een superbe, maar dodelijke formulering).

    Ik denk dat ik aan deze recensie meer plezier beleef dan aan de voorstelling.