Operarecensie

Suzuki overweldigt met Mozarts Grote Mis

Wat van ver komt is lekker, lijkt momenteel het Mozart-motto. Kort nadat het Siberische MusicAeterna bij De Nationale Opera schitterde met La clemenza di Tito bracht het Bach Collegium Japan uit nog oostelijker streken Mozarts Mis in C klein naar het Concertgebouw. Een beeldschone uitvoering uit één stuk.

Masaaki Suzuki toonde zijn meesterhand. (© Marco Borggreve)

Nee, een opera is Mozarts Mis in c niet, maar de theatrale potentie van de zogenoemde ‘Grote Mis’ toonden Teodor Currentzis en Peter Sellars door diverse delen op te nemen in hun eigenzinnige Clemenza di Tito bij De Nationale Opera. Dinsdag klonk het werk zoals bedoeld – voor zover mogelijk bij een onvoltooid opus.

Met een vleugje fantasie kun je stellen dat dirigent Masaaki Suzuki en sopraan Carolyn Sampson dinsdag de rollen vertolkten van de componist en zijn vrouw Constanze. Zus Nannerl beschreef immers hoe Mozart in oktober 1783 een Salzburgse uitvoering leidde van tenminste het ‘Kyrie’ en het ‘Gloria’ uit zijn mis, met Constanze in de lastige eerste sopraanpartij. Ook muziektheoretisch stond Constanze overigens haar mannetje; een leeghoofdig portret in de film Amadeus ten spijt. In de huidige feministische golf, die het klassieke bastion niet onberoerd laat, goed om te benoemen dat het Constanze was die Mozart aanzette tot studie en navolging van het strenge barokke contrapunt.

Gelukkig zaten er negen dames in het Bach Collegium Japan, dat voor de pauze Haydns Symfonie nr. 48 uitvoerde, bijgenaamd ‘Maria Theresia’, sinds een uitvoering tijdens een vorstenbezoek. Ook nu was het een royaal feestje met fraai belichte schaduwtinten. Haydns fantasie bood een showcase aan de musici, onder wie lenige strijkers en knap solerende hoorns, terecht als eersten aangewezen voor individueel applaus.

Met koor en solisten eveneens op hun plek zette Suzuki het ‘Kyrie’ van de mis in, met beheerste grandeur, vrij van Currentzis’ op zich spannende excentriciteiten. Geheel in lijn was Carolyn Sampsons solo, inclusief puntgave trillers die nergens onnodig de aandacht trokken. Zonder dat Mozarts levenslust erbij inschoot kenmerkte zelfs de jubelende ‘Gloria’-opening zich door een nimmer logge gewichtigheid, ongetwijfeld dankzij de immense Bach-ervaring van het ensemble.

Händel was de inspiratiebron voor het machtige dubbelkoor ‘Qui tollis’, gevuld met schrijnende dissonanten. Suzuki trof het midden tussen een scherp aangezette dodenmars en een deerniswekkende treurzang. Het eerder steeds fluisterend gezongen woord ‘miserere’ werd tijdens de intens opgebouwde slotmaten een vertwijfelde hartenkreet.

Mezzosopraan Olivia Vermeulen liet “gracieuze notenwolkjes” horen.

De veelgeroemde transparantie in de cd-opname door dit ensemble betrof werkelijk Suzuki’s meesterhand, en niet technische manipulatie. Dat bewezen de perfect navolgbare lijnen in de stevig geïnstrumenteerde koordelen, die voorbijgingen als een wervelwind. De ‘harde’ Duitse uitspraak van het Latijn gaf de tekstexpressie daarbij extra reliëf. Anderzijds viel het aan de zonnige vroege missen herinnerende ‘Credo’ op door enorme overtuigingskracht, zelfs zonder pauken en trompetten.

Deze organische aanpak strekte zich ook uit tot de Italiaans getinte, opera-achtige solodelen. De Nederlandse Olivia Vermeulen, niet vaak te horen in eigen land, wisselde in het ‘Laudamus te’ strakke lange lijnen met gracieuze notenwolkjes. Vermeulens pure mezzoklank contrasteerde optimaal met Sampson in het duet ‘Domine Deus’, maar ze hoefde nergens te pushen als tweede sopraan.

Ietwat forceren moest wel tenor Zachary Wilder om niet te worden overvleugeld in het genuanceerde ‘Quoniam’. Bas Dominik Wörner voegde zich bij het trio in het ‘Benedictus’, uitgevoerd met een innerlijke spanning die deed denken aan het kwartet uit Idomeneo. Overigens zongen beide karig bedeelde mannen steeds mee in het koor, zoals ook Sampson en Vermeulen in het afsluitende ‘Hosanna’. Deze collegialiteit typeerde een uitvoering die geen plaats bood aan ijdel vertoon.

Zelfs niet in de sopraanaria ‘Et incarnatus est’, waarin de tedere dialogen van Carolyn Sampson met fluit, hobo en fagot alle oren op steeltjes zette. Wat een zegen om deze voorbeeldige sopraan zo vaak in Nederland te mogen horen! Sampsons hoge C in de reprise was stralend en als de Bes twee maten verder ietsje wankelde, versterkte die fragiliteit slechts de tot tranen roerende schoonheid.

In een interview speculeerde Suzuki dat Mozart in 1783 dit deel op orgel begeleidde, als vervanging van de nog schetsmatige partijen voor strijkers (later door anderen voltooid). Wellicht dat daarom het kistorgeltje nu zo’n prominente continuorol leek te hebben, een ‘aards’ element in deze hemels zwevende aria over Christus’ menswording. Een staande ovatie zegt weinig in Nederland, maar de wijze waarop het publiek na de slotmaat als één man opstond sprak boekdelen.

Vorig artikel

Opera Zuid zet Ballo fraai in scène

Volgend artikel

Reitsma neemt afscheid bij Kameroperahuis

De auteur

Martin Toet

Martin Toet

1 Reactie

  1. 31 mei 2018 at 09:50

    Prachtige recensie, die deze prachtige avond ook verdiende. Als (ex-) trompettist heb ik vol bewondering gekeken en geluisterd naar de trompettisten en hoornisten, die op hun ventielloze instrumenten een schier onmogelijke, maar hoe dan ook ongelofelijke prestatie leverden.