Operarecensie

Tovenares betovert Weens publiek

Er vond vorige week een ware première plaats in de Wiener Staatsoper: voor het eerst zat niet de Wiener Philharmoniker in de bak, maar het grandioze Musiciens du Louvre onder Marc Minkowski. Het barokorkest gaf een spetterende uitvoering van Händels Alcina, met een sublieme Anja Harteros in de titelrol.

Anja Harteros en Vesselina Kasarova als liefdespaar (foto: Wiener Staatsoper / Michael Pöhn).

Het werd een gedenkwaardige avond, met grote emoties en onverwachte wendingen in een opera vol razernij, smart en wanhoop. Eén van die briljante wendingen van Händel kwam op het meest tragische moment, toen Alcina haar ontrouwe geliefde wraak zwoer. In plaats van in muzikale woede uit te barsten, drukte ze haar pijn ingetogen en stil uit.

Het was één van de fraaiste momenten van Anja Harteros, die haar Alcina met grootse klank en verfijnde nuance vertolkte. Geen moment verloor ze in haar lange, inspannende partij haar kracht, geen moment de spanning tussen hemelhoog gejubel en dodelijke droevenis.

Als haar betoverde en later tot bezinning komende geliefde Ruggiero was Vesselina Kasarova te beleven – in de meest letterlijke zin van het woord. Mooie zang stond niet centraal in haar vertolking, maar expressiviteit, groot gevoel en intens spel, waardoor je haar momentjes van onzuiverheid vergat. De aria ‘Sta nell’Ircana’ vereiste veel kracht en energie van haar, maar van beide had ze genoeg om haar rol naar behoren gestalte te geven.

Een bijzonder hoogtepunt was het optreden van de St. Florianer Sängerknabe Alois Mühlbacher, die niet alleen vocaal, maar ook theatraal zijn mannetje stond tussen de wereldsterren om hem heen.

Ook de andere rollen waren adequaat bezet. Kristina Hammarström zorgde in de travestierol van Bradamante voor gevoelige momenten en de Morgana van Veronica Cangemi was een temperamentvolle geliefde. Verder stelden twee nieuwe leden van het Staatsoper-ensemble zich uiterst succesvol aan het publiek voor: Adam Plachetka als Melisso en Benjamin Brun als Oronte.

Scène uit Alcina (foto: Wiener Staatsoper / Michael Pöhn).

Regisseur Adrian Noble nam zijn toevlucht tot een kunstgreep en bedde de opera in een raamvertelling in. We zagen de Engelse ‘upperclass’, die zich met theater vermaakte en Alcina uitkoos als te spelen werk. Het gaf ontwerper Anthony Ward de mogelijkheid om in decors en kostuums het baroktheater van weleer na te bootsen, met onder meer een op een groene weide uitlopende salon, een luchtballon waarin de gasten arriveerden en een sterrenhemel voor de romantiek. Bonte kleuren, lichteffecten en dure kostuums gaven het ‘spel in het spel’ de juiste omlijsting.

Het grootse gejuich na afloop toonde het enthousiasme van het publiek. En de absoluut terechte ovatie voor het orkest zou je ook kunnen zien als een ovatie voor de beslissing om het huis te ‘openen’: voor barokopera, voor de fabelachtige Musiciens du Louvre en voor de nieuwe directie onder Dominique Meyer.

Marie-Theres Arnbom is correspondent van Place de l’Opera in Wenen. Ze is historicus, auteur, curator en cultuurmanager en heeft diverse boeken op cultuur- en muziekgebied geschreven. Zie www.arnbom.com.

Vorig artikel

Podcasts: altijd en overal opera

Volgend artikel

DNO herneemt Beethovens Fidelio

De auteur

Marie-Theres Arnbom

Marie-Theres Arnbom

1 Reactie

  1. Leen Roetman
    25 november 2010 at 19:40

    Leuk om berichten uit Wenen te lezen! Ik hoop dat er meer volgen.