FeaturedOperarecensie

Cecilia Bartoli spettert in Le Comte Ory

Zürich is voor Cecilia Bartoli een thuis, maar in operaproducties treedt ze er nog maar zelden op. Dat maakt haar optreden in Le Comte Ory een bijzondere gebeurtenis. Het Zürchner operahuis kan weer een meesterwerk bijschrijven in haar rijke Rossini-repertoire.

Javier Camarena en Cecilia Bartoli (foto: Jef Rabillon).

Eén van de belangrijkste redenen waarom ik mijn woonplaats Berlijn verwisselde voor Zürich, is het operahuis. Allereerst als toevluchtsoord voor het langzamerhand ondragelijk wordende doorsnee Duitse regietheater. Ten tweede als huis waar grote zangers en voorname dirigenten nog altijd het operabedrijf bepalen.

En ten derde vanwege Rossini, die in deze laatste kosmische fase voor de wereldondergang in 2012 de grootste ster is die aan het componisten-firmament staat. En waar krijg je meer – en verleidelijker – Rossini dan in Zürich?

Met des te meer plezier verwelkom ik de nieuwe productie van Le Comte Ory, waarin mijn landgenote en eveneens zelfgekozen Zürcherin Cecilia Bartoli eindelijk terugkeert op het operatoneel.

Met negen miljoen verkochte opnames is Bartoli praktisch een popster in de operawereld. In Le Comte Ory geeft de wereldberoemde Romeinse een niet minder dan perfecte vertolking van Comtesse Adèle. Uitstraling, speelvreugde en unieke zangkunst: meer valt er haast niet over te zeggen.

Al bij haar eerste entree in de eerste akte laat ze zien wat het betekent om een rol met leven te vullen en coloraturen als middel te gebruiken om emotionele, uitbundige gemoedstoestanden uit te drukken. Van de schijnheiligheid van de Comtesse in het begin tot de erotische uitspatting aan het eind geeft ze een theatraal spetterend optreden – theater dat zich grotendeels in haar stem afspeelt.

Mooi om deze uitzonderlijke artiest in een rol te horen waar ze zonder meer voor bestemd is (in tegenstelling tot bijvoorbeeld Sonnambula of Norma) en waarin ze de definitieve maatstaf kan zetten.

Natuurlijk zorgt een megaster alleen niet voor een bevredigende opera-uitvoering. Deze Comte Ory heeft echter nog meer te bieden. Allereerst een goed functionerend regieteam. Moshe Leiser en Patrice Caurier verliezen zich niet in psychologisch raffinement, maar vertrouwen de humor van het libretto volledig en laten de komedie zichzelf eenvoudigweg ontvouwen.

Hiervoor levert Christian Fenouillant een vrolijk, goed gebouwd decor (de kleine bühne ziet er oneindig uit) en Agostino Cavalca onopvallende maar mooie kostuums, die met het erotische ‘potentieel’ van de personages pikant, maar niet smaakloos speelt. De om vervulling schreeuwende behoeftes van de opgesloten hofvrouwen en de burleske bereidheid van de nonnen ‘en travesti’ om hen te ‘helpen’, leiden het spel naar het randje van een orgie, die echter niet plaatsvindt – want daarin ligt juist de grap van de opera.

Scène uit Le Comte Ory (foto: Jef Rabillon).

Javier Camarena is een ideale bezetting voor de titelrol. De Mexicaanse tenor behoort sinds 2007 tot het ensemble van het operahuis, maar heeft inmiddels ook in Wenen, Parijs en Dresden zijn opmerkelijke vaardigheden als ’tenore di grazia’ bewezen.

Aan warme klanken, kleurrijke behendigheid en gevoelige expressiviteit ontbreekt het hem niet. De vele hoge c’s in zijn rol komen er gewichtloos uit, terwijl zijn natuurlijke acteerwerk geen moment leidt onder de technische uitdagingen van zijn zang. Kortom: de perfecte match voor Cecilia Bartoli.

Carlos Chausson (Gouverneur), Oliver Widmer (Raimbaud), Rebeca Olvera (Isolier) en Liliana Nikiteanu (Ragonde) bezetten de belangrijkste bijrollen en zorgen voor een solide, mals vocaal tapijt waarop de hoofdrolspelers prima kunnen gedijen.

Een voor mij late ontdekking is de Chinese dirigent Muhai Tang, die zijn 60 jaar draagt alsof het er 40 zijn. En dat niet alleen uiterlijk, maar vooral ook muzikaal: zijn geraffineerd gedetailleerde, meeslepende dynamiek draagt de zangers en brengt de kostbare ‘fioriture’ letterlijk tot bloei. De maestro verblufte me met een onstuitbare en jeugdige vitaliteit, die je als beeld voor de tijdloosheid en universele zeggingskracht van de muziek van Rossini zou kunnen zien. Of ligt dat aan mijn enthousiaste Rossini-fase?

Alessandro Anghinoni is correspondent van Place de l’Opera in Berlijn en Zürich. Hij is vertaler van beroep en schrijft regelmatig over opera. Voorheen voor bladen als Opernwelt, tegenwoordig op zijn blog Operello&Operella.

Vorig artikel

Melancholisch liedrecital met Stotijn

Volgend artikel

Die Fledermaus mist vaart, humor en orkest

De auteur

Alessandro Anghinoni

Alessandro Anghinoni

3Reacties

  1. Spen1992
    31 januari 2011 at 18:09

    Als de voorstelling 2 weken later zouden plaats vinden zou ik er misschien met mijn vader heen gaan maar dat gaat nu dus helaas niet door 🙁 Ik snap niet waarom ze maar zo weinig voorstellingen geven in zo een korte tijd. Zaterdag is alweer de laatste. Maarja wel leuk dat het een succes is!

  2. alessandro
    1 februari 2011 at 14:24

    this must be because of the cast – not easy to keep the cast in town longer. What a pity – you are missing a nearly perfect performance.

  3. Spen1992
    1 februari 2011 at 18:10

    Ja dat zal het zijn. Ze hebben het natuurlijk erg druk. Achja, better luck next time 😛