Operarecensie

Een fraaie Freiburgse Adriana Lecouvreur

Met de huispremière van Adriana Lecoureur werd in Freiburg het feest rondom het 100-jarig bestaan van het theater voortgezet. Zonder grote sterren, maar met een gedegen ensemble. Een verfrissende ervaring: de sterrenopera ‘par excellence’ is ook zonder sterren een bezienswaardig stuk.

Scène uit Adriana Lecouvreur (foto: Maurice Korbel).

Als men momenteel een bericht over Adriana Lecouvreur leest in een of ander medium, gaat het zeer waarschijnlijk over de uitvoering in Covent Garden met het sterrenduo Jonas Kaufmann en Angela Gheorghiu – danwel zonder Gheorghiu, zoals het gefrustreerde publiek bij de laatste voorstelling van de ‘afzeg-diva’ mocht ervaren.

Adriana Lecouvreur is dan ook een titel die men, grappig genoeg, haast automatisch met grote namen verbindt. Tebaldi, Olivero en Kabaivanska; Caruso, Corelli en Domingo. Toch is deze fijne, beminnelijke opera – waarmee de traditie van het Italiaanse negentiende-eeuwse melodrama een laatste, verlate opleving meemaakte – ook zonder internationale sterrenophef een welkom geschenk in het programma van elk operahuis.

De allereerst opvoering van de opera in Freiburg was helemaal een geschenk, aangezien het operahuis dit jaar haar honderdste verjaardag viert. En dat in een nieuwe enscenering van de Spanjaard Joan Anton Rechi.

In het middelpunt van zijn regieconcept stond natuurlijk de theatergodin Adriana en de tragedie van haar privéleven. Een beetje lijkend op Tosca en Violetta is zij succesvol als kunstenares, maar ongelukkig als vrouw. De allerminst complexe productie was gefocust op deze eenvoudige maar wezenlijke thematiek en kreeg door het stijlvolle contrast tussen het effen, rode decor (Alfons Flores) en de ouderwetse kostuums van de theatergroep een vlotte en vloeiende werking.

Eenzelfde dynamiek kwam van het orkest onder leiding van Johannes Knapp, die zich met strak voortschrijdende tempi niet liet verleiden tot uitbundige, kitscherige lyriek.

Scène uit Adriana Lecouvreur (foto: Maurice Korbel).

Evenzo de zangers. De van Sardinië afkomstige Rossella Ragatzu zong en speelde een zuivere, niet overdreven Adriana – passend bij de theaterlegende uit de tijd van de verlichting.

Maurizio werd vertolkt door de Spaanse tenor Germán Villar, die een flexibele, in alle registers zeer expressieve en vlekkeloos gecontroleerde stem liet horen, hoewel hij aan de projectie van zijn geluid en zijn acteerwerk nog wel wat kan doen.

Zeer rijp was de Michonnet van de Mexicaanse bariton Juan Orozco: een klank- en kleurrijke stem, goede dictie en een treffende uitdrukking van alle facetten van zijn complexe rol – eigenlijk de moeilijkste van de gehele opera.

Niet onvermeld mag ook het optreden van de mezzosopraan Anja Jung blijven, die als Principessa di Bouillon blijk gaf van haar rijke vocale middelen. Ze zong dramatisch, kwaad, hysterisch en wraakzuchtig. Als een Amneris, de Egyptische voorgangster van deze prachtige partij.

Na de ervaringen in Berlijn, Londen en nu Freiburg is het mooi om vast te kunnen stellen dat het fascinerende, melancholische meesterwerk van Francesco Cilea ook na bijna 110 jaar niet aan kracht verloren heeft. Met of zonder grote sterren. Hopelijk zal het werk vaker te horen en te zien zijn.

Zie voor meer informatie de website van het Theater Freiburg.

Alessandro Anghinoni is correspondent van Place de l’Opera in Berlijn en Zürich. Hij is vertaler van beroep en schrijft regelmatig over opera. Voorheen voor bladen als Opernwelt, tegenwoordig op zijn blog Operello&Operella.

Vorig artikel

Column: Annemarie Kremer

Volgend artikel

Westbroek wint theaterprijs DER FAUST

De auteur

Alessandro Anghinoni

Alessandro Anghinoni

1 Reactie

  1. Kevin
    30 november 2010 at 09:26

    I am glad to read that Germán Villar has regained his voice and persuasive style. After the Berlin performances of MARIE VICTOIRE.