BuitenlandFeaturedOperarecensie

Een Wozzeck à la Kentridge in Salzburg

Wie William Kentridges Lulu bij De Nationale Opera gezien heeft, zal de houtskooltekeningen en springerige filmbeelden in zijn Wozzeck bij de Salzburger Festspiele ongetwijfeld herkennen. Het lijkt zijn handelsmerk te zijn. Het levert een boeiende theatervoorstelling op.

Asmik Grigorian in Wozzeck. (© Salzburger Festspiele / Ruth Walz)

Ook Wozzeck kennen we van een recente productie van De Nationale Opera. In de Amsterdamse interpretatie van Krzysztof Warlikowski lag het accent nadrukkelijk op het kind van Wozzeck en Marie, bij Kentridge is daarvan niets te bespeuren. Sterker nog, het kind is slechts aanwezig als pop, gehanteerd door een figurant. Bedienen is in dit verband een te groot woord, daarvoor zijn de bewegingen te basaal.

Het toneelbeeld roept de beleving van Wozzeck op, die als frontsoldaat flink beschadigd uit de oorlog is gekomen. De suggestie van explosies, loopgraven, verwoeste dorpen en dergelijke wordt gecombineerd met een onoverzichtelijk, compact labyrint van kamertjes, trappen en kleine vlakken die als speelveld dienen. Het geheel oogt als de uitbeelding van hoe iemand zijn omgeving ervaart in een hevige koortsdroom.

“Langsam Wozzeck, langsam!” Met die woorden van de Hauptmann, die door Wozzeck wordt geschoren, begint het werk. Maar in deze eerste scène lijkt Kentridge zichzelf een beetje op de hak te nemen. Wozzeck scheert namelijk niet, maar draait met de hand een film met een antieke projector. Ook de Hauptmann gaat het te snel, al die wisselende beelden, waarvoor het werk van Terry Gilliam bijna onvermijdelijk een inspiratiebron geweest zal zijn.

Al scheert Wozzeck dan niet, verder doet hij de gebruikelijke klusjes voor zijn meerdere. Ook het bijverdienen door op te treden als proefkonijn voor de Doktor komt ongeschonden over het voetlicht. Kentridge brengt ons gewoon Bergs Wozzeck; zijn eigen inbreng zit in de omlijsting, hoe overheersend die soms ook dreigt te worden. De benauwende sfeer van de ontmoeting die Wozzeck met de Doktor heeft, wordt aangezet doordat die zich afspeelt in een grote kast.

Marie is steeds op een klein open deel van het speelveld te zien. Op zich correct, want ze leunt graag uit het raam en is eigenlijk meer buiten dan binnen. Opvallend detail in de personenregie is te zien in de ontmoeting met de Tambourmajor. Hij dringt zich aan haar op, maar zij weet hem af te poeieren. Als hij het al opgegeven heeft, trekt ze hem mee naar binnen. Hier geen al te moederlijk type, maar een vrouw die aan de zelfkant leeft en ook weleens iets opwindends wil meemaken.

Matthias Goerne en Jens Larsen in Wozzeck. (© Salzburger Festspiele / Ruth Walz)

Om de aanwezigheid van de grote oorlog in deze koortsdroom nog eens te benadrukken, lopen figuranten rond in kapotte kleren en met gasmaskers op. Ook de pop die Marie’s kind voorstelt, draagt er één. Het is een beetje overdadig, de rest van het toneelbeeld spreekt in dit opzicht al duidelijke taal.

Net als bij Warlikowski’s Wozzeck is in deze productie het einde in dramatisch opzicht teleurstellend. Bij Warlikowski was er een heel kinderkoor waarin de intimiteit van de slotscène verdronk. Kentridge laat de kinderen helemaal weg. De toeschouwer moet de tekst “Du, dein’ Mutter ist tot” via de boventitels lezen en het afsluitende “Hop hop! Hop hop! Hop hop!” wordt door het orkest gespeeld. Zo gaat de voorstelling emotioneel uit als een nachtkaars.

Vreemd genoeg stond het Theater Kinderchor wel als medewerkende in het programmaboek vermeld, nota bene met Wolfgang Götz als koorleider. Kennelijk is dit een late aanpassing geweest. Anderszins is het wel consequent; een marionet kan nu eenmaal niet zingen. Toch is met die ingreep het werk onnodig verzwakt en dat doet afbreuk aan een voor het overige zeer geslaagde productie.

Matthias Goerne wist volledig te overtuigen als de getormenteerde Wozzeck. Hij speelde ingehouden, maar met de intensiteit van een vulkaan die elk moment tot uitbarsting kon komen. Die spanning ebde tegen het einde weer weg, waardoor de moord op Marie en zijn eigen zelfmoord enigszins het karakter kregen van een ‘afterthought’.

Asmik Grigorian debuteerde in Salzburg. Zij zong de rol van Marie echter al in diverse theaters en had ook al eens veel succes met haar Marie in de NTR ZaterdagMatinee. Ze zette in deze productie een vrij zelfbewuste vrouw neer, die echter op momenten ernstige twijfels had over haar levenswandel. De scène waarin ze leest over Maria Magdalena getuigde daar overtuigend van.

Grigorian heeft een stem die in staat is door een vol orkest te snijden, zonder dat dit afbreuk doet aan haar vermogen intieme, zacht gezongen momenten te creëren. Grigorians carrière zit duidelijk in de lift en na Salzburg volgen de komende jaren tal van interessante engagementen. In juni 2018 zal ze te horen zijn als Crysothemis in de ZaterdagMatinee.

Hoewel de Tambourmajor een nogal karikaturaal personage is, wist John Daszak er iemand van te maken die enig respect afdwong bij zijn omgeving. En voor Marie was hij tenminste fysiek dusdanig aantrekkelijk dat ze hem haar huis in trok.

Gerhard Siegel was een uitstekende Hauptmann, nerveus en hypochondrisch, goed gezongen en geacteerd. Jens Larsen gaf prima gestalte aan de vileine Doktor, het personage dat experimenteert op mensen omwille van zijn eigen carrière. Feitelijk personifieert hij de wijze waarop de samenleving misbruik maakt van die arme drommel die Wozzeck nu eenmaal is.

Goed invulling ook van de overige rollen. Prachtig spel van de Wiener Philharmoniker, het huisorkest van de Salzburger Festspiele, onder leiding van Vladimir Jurowski. Al met al een mooie Wozzeck. Maar dat einde moet toch echt wel een beetje aangepast worden.

Vorig artikel

Robeco: heerlijk, himmlisch, Mahler

Volgend artikel

De Munt heropent huis met Pinocchio

De auteur

Peter Franken

Peter Franken