Recensies

Operasoelaas door Esther Kuiper en Matangi

‘Never waste a good crisis.’ Mezzosopraan Esther Kuiper trok zich Churchills woorden aan en vertikte het bij de coronapakken neer te zitten. Een juwelendoosje, zo noemde ze de operafragmenten waarop zij en het Matangi Quartet op 23 september in de Soester bossen een knus en fris licht schenen.

Esther Kuiper stak de toeschouwer een welkom hart onder de riem. (© Sarah Wijzenbeek)

Uit coronaoogpunt geldt een concert onder de blote hemel als veiligste vorm, echter met mildere risico’s. Na een zalige zomerweek draaiden de weergoden woensdag mezzosopraan Esther Kuiper en het Matangi-strijkkwartet de rug toe. De overkapping van Openluchttheater Cabrio, gelegen in het bosgebied rond de Soester Duinen, behoedde de musici weliswaar voor spetters, zoals paraplu’s en poncho’s het publiek, maar de vochtige lucht deed de kwetsbare strijkinstrumenten vast geen goed.

Enkele oneffenheidjes zijn de Matangi-leden dus van harte vergeven in hun kwieke kwartetvertolking van Mozarts Figaro-ouverture. Tijdens deze intro schikte Esther Kuiper alvast haar outfits voor de ‘Ode aan de Opera’ waarmee de initiatiefrijke jonge mezzo ons een welkom hart onder de riem steekt. De fors bezette Mascagni bij de ZaterdagMatinee en het evenmin kleinschalige Faust-experiment bij De Nationale Opera deze maand ten spijt, is de crisis in operaland immers allesbehalve bezworen.

Cherubino lag voor de hand, maar Annio’s aria uit La clemenza di Tito was een gelukkiger Mozart als vocale opening. Kuipers robuuste en sonore mezzostem, ietwat geholpen door een naturel klinkende versterking, paste de trouwhartige kameraad als een handschoen. ‘Stà nell’Ircana’ uit Händels Alcina imponeerde door zelfverzekerde coloraturen en nog meer door een cadens die van top tot bodem naadloos alle registers doorliep. Een spontaan applausje midden in de aria viel haar terecht ten deel.

De musici introduceerden elk segment charmant, maar beknopt. Genoemd Händel-stuk werd slechts aangekondigd als ‘triomfaria’. Toevallig vliegtuiggeraas illustreerde in mijn fantasie de beeldspraak van de onversaagde moedertijger uit de ariatekst. Kuiper raakte niet van de wijs.

Tijdens haar verkleedsessies achter de schermen speelde Matangi even geconcentreerd instrumentale werken. Geestig gepast was Purcells Curtain Tune (‘gordijnmuziekje’), maar weemoedige herfsttinten schemerden in Puccini’s Crisantemi.

Betovering

Een heerlijke curiositeit vormde Meyerbeers ‘Nobles seigneurs, salut!’, bewerkt voor een beroemde negentiende-eeuwse alt, zoals Kuiper eerder in een interview op Place de l’Opera vertelde. Knap hoe ze haar virtuositeit omboog van barokke bravoure naar Franse elegantie. Met hoge hoed en vocale pretlichtjes was ze op en top de immer opgewekte page Urbain, al maakte de afsluitende niesbui een nogal melige indruk.

Uiteraard betroffen deze aria’s stuk voor stuk bewerkingen, te weten door Max Knigge, die best vermeld had morgen worden. Als oorspronkelijk componist heeft hij de nodige ervaring met de combinatie van (mezzo)zang en kamerensemble. Logisch dat men bij kleinschalige operarecitals eerder een flexibele vleugel verkiest, maar de verwantschap tussen enkele met stok aangestreken snaren en twee door ademtocht bewogen stembanden biedt een geheel eigen betovering.

Vuige verleidster

De leeghoofdige bakvis Olga uit Jevgeni Onjegin kreeg door de kwartetbegeleiding een gerijpter tintje. Stiekem had ik bij de naam Tsjaikovski gehoopt op de grote aria van Jeanne d’Arc uit diens zelden gehoorde Orleanskaja deva. Aan stemkleuring kan Kuiper nog winnen, maar de diepte in haar timbre lijkt me geknipt voor Slavisch repertoire. Wie weet ligt deze uitdagende rol in haar verre verschiet.

Met Olga’s simpele jurkje en bloemenmandje had ze de broekrollen al letterlijk afgeschud, maar als Saint-Saëns’ Dalila kwam ze ronduit chic voor de dag. Een bijpassende stijlvolle verkenning van haar fluwelen laagte, zonder geforceerde borsttonen, deed me haast geloven in Kuipers typering van dit karakter als oprecht verliefd. Maar de rauwe afsluitende topnoot ontmaskerde de vuige verleidster. Een incidenteel gebrek aan controle in het hoogste bereik was een smetje op haar fraaie prestaties.

In nota bene de sopraanpartij van Wagners Isolde wist de mezzo daarentegen een evenwichtige klankkwaliteit te realiseren. Hoewel volledige vertolkingen, zoals ooit door stemvakgenote Christa Ludwig, vast een droom zullen blijven, greep ze terecht deze kans. In Vorspiel und Liebestod maakte de minibezetting het beroemde Tristan-akkoord minder schrijnend, maar met ingetogen en toch dwingende extase bliezen Esther Kuiper en het Matangi Quartet een warme gloed door het kille bos.

Vorig artikel

Nieuw muziektheaterstuk van Krüs in première

Volgend artikel

Frederik Neyrinck grijpt aandacht in Landru

De auteur

Martin Toet

Martin Toet