Operarecensie

Puccini passionel biedt toegankelijke opera

In Puccini passionel vormen aria’s en intermezzi uit opera’s van Puccini de rode draad in een verhaal over liefde – het thema van het Grachtenfestival – en opera. Een klein orkest, twee vocalisten die hun talent meer bij de muziek dan bij het spelen toonden en een aardig verhaal leverden een toegankelijke voorstelling op, waar nog wel wat werk aan is.

Mark Omvlee en Fenna Ograjensek (foto: Grachtenfestival).

De laatste dagen van het afgelopen Grachtenfestival verliepen in het lome tempo van zonnige zomerdagen, waar ‘dog day afternoons’ al vroeg beginnen en langzaam, ver na etenstijd, overgaan in zwoele avonden. Ideaal weer voor publiek en organisatie, zwaar voor de musici die hard moesten werken in kleding die onvermijdelijk niet is aangepast aan de temperatuur.

De brandende zon stond ook vol op het gebouw van M-Lab, afgelopen zaterdagavond. Het bedrijfsgebouw in Amsterdam-Noord, naast de plek waar de IJ-pont zijn thuishaven heeft, is bedoeld als laboratorium voor vernieuwend musical-theater. Het Grachtenfestival had ook daar zijn vlaggen geplant voor twee avonden Puccini passionel.

Je kunt er op stoelen van bekende musicalsterren zitten, want naast de VandenEnde Foundation, die de laatste jaren M-Lab met enkele tonnen steunde, en de subsidiëring door (deel)gemeente en bedrijven komt het Lab aan geld door zijn zaalstoelen te laten sponsoren. Veel bekende namen uit de musicalwereld betaalden voor een stoel in de theaterzaal.

Hij had van Karin Bloemen of Martine Bijl kunnen zijn, maar ik denk echt dat juist mijn stoel door Joop van den Ende zelf was betaald. En vanaf die stoel, die een riant zicht gaf op het podium, keek ik naar Puccini passionel, een productie van Collectivium Musonia.

Het collectief stelt zich ten doel een breed en divers publiek te bereiken met klassieke muziek. Professionele musici zijn het, voor deze voorstelling dertien stuks, waarvan één op een strijkinstrument: leidster Lonneke Regter op contrabas. Naast slagwerk verder alleen blazers op hout en koper. Twee solisten, tenor Mark Omvlee en sopraan Fenna Ograjensek, speelden en zongen de rollen van operazangers die de liefde zowel op als achter het podium ervaren.

Joop zou met instemming naar de voorstelling Puccini passionel hebben gekeken. ,,Onmiskenbaar talent”, zou hij op enig moment achter zijn hand tegen Jeanine gefluisterd hebben. Na de voorstelling zou hij het ensemble en de solisten hebben geprezen voor hun inzet en ze hebben toegesproken. In die karakteristieke houding, de armen gekruist voor het lichaam, zou hij gezegd hebben ,,Mja… het was goed… maar het was nog niet goed genoeg. Ik zie talent, ik zie gedrevenheid, maar het is nog niet optimaal. Er zit nog minstens 30 procent meer in, in het verhaal, de karakters, de ontwikkeling. Er moet nog harder gewerkt worden.”

Joop zou zijn vuisten gebald in de lucht hebben gestoken en gezegd hebben. ,,Ik wil het echt meer voelen, het verhaal, het drama, de verbinding. We zijn het aan het publiek verplicht om het beter over te brengen. Die man, die tenor, die haar leuk vindt, en zij, de sopraan, die voortdurend met haar man belt die in de non-food zit, ze moeten nog meer gaan leven voor de zaal.”

En Joop (maar dat was ik zelf dan even) had gelijk. Ik zag een voorstelling die meteen sympathie opriep. Een interessant, maar niet heel nieuw idee. Hebben Jasperina de Jong en Lieuwe Visser zoiets ook al niet gedaan? Tegen de achtergrond van operavoorstellingen in de grote zalen van de wereld, verbeeld door de slimme achtergrondprojectie met beeld en boventitels, kregen een sopraan en een tenor iets met elkaar. Met alle gevolgen van dien.

De muzikale rode draad vormde de muziek van Puccini. Heel bekend werk uit opera’s als Madama Butterfly, La Bohème en Turandot, maar ook een goed gekozen minder bekende als Suor Angelica, het tweede deel uit Il Trittico. Sopraan Fenna Ograjensek moest meteen vol aan de bak in ‘Un bel dì verdremo’. Dat klonk goed. Begeleid door een dik dozijn musici vond ze exact de juiste balans in volume en toon voor deze grote aria in een relatief kleine zaal. Haar bijdragen klonken vaak goed tijdens dit Puccini-verhaal. Ze produceerde een mooie klank en een prima gedoseerd vibrato.

Tenor Mark Omvlee (hij schreef mee aan het script) had de mazzel zulke beroemde stukken te kunnen zingen als ‘Nessun dorma’ en ‘E lucevan le stelle’ maar de pech dat zijn stem het niet goed deed. Geen ramp – een zanger is geen machine waar je een muntje in gooit en die dan geluid produceert – maar het maakte zijn bijdragen wel spannend op een manier die je in het theater niet graag wilt.

Vocaal was het beter dan qua spel. Hoe ervaren beide zangers ook zijn in het spelen van rollen in opera, in de kleine speelscènes tussen de muziek door zat nog niet de kwaliteit die ze met de zang wel realiseerden. Met leuke tekstvondsten en goed gebruik van de mogelijkheden van het podium, de projectie en het verhaal zag ik een lichte voorstelling die het goed zou doen voor een publiek dat wel open staat voor opera, maar nog niet veel ervaring heeft in het kijken naar complete werken.

Vorig artikel

Recordaantal bezoekers bij Grachtenfestival

Volgend artikel

Operastudio's spelen Monteverdi en Mozart

De auteur

François van den Anker

François van den Anker

François van den Anker is muziekjournalist. Hij doet verslag van de wereld van opera en lied met interviews, reportages en podcasts.

3Reacties

  1. tomson
    20 augustus 2012 at 12:58

    Mark Omvlee in Puccini??? hahahahaha

  2. Operaliefhebber
    21 augustus 2012 at 15:04

    Beste Tomson (???),

    Dapper, hoor, zo’n reactie. En totaal onterecht in mijn opinie.
    De beste stuurlui staan aan wal…!

  3. Bezoeker
    21 augustus 2012 at 16:32

    Ik heb er anders van genoten afgelopen vrijdag, zeker ook van de tenor!