Achtergrond

De wortels van Nabucco

Deze week ging Nabucco van de Nationale Reisopera in première. Librettist Temistocle Solera baseerde zijn tekst op een toneelstuk en een ballet, maar daarmee indirect op het Bijbelse verhaal over koning Nebukadnessar van Babylonië. Een blik op de brontekst van Verdi’s opera.

Affichefoto van Nabucco (uit de film Metropolis van Fritz Lang)
Affichefoto van Nabucco (uit de film Metropolis van Fritz Lang)

Natuurlijk, de draai die het werk van Verdi uit 1842 uiteindelijk kreeg, is fictie en wijkt af van het oorspronkelijke verhaal over de immens machtige Nebukadnessar. Toch is dat verhaal duidelijk in het libretto te herkennen.

Leidraad zijn drie hoofdstukken uit de Bijbel: 2 Koningen 24 en 25 en Daniël 4. In Koningen wordt beschreven hoe Nebudkadnessar Juda en Jeruzalem veroverde en vrijwel alle bewoners in ballingschap meevoerde. Iets dat wel de nodige moeite kostte. Tijdens de regering van Jojakim in Juda viel de Babylonische koning al het land binnen. Jojakim werd zijn vazal, maar kwam later in opstand.

Nadat die opstand neergeslagen was, volgde Jojachin Jojakim op, maar die regeerde slechts drie maanden. In die tijd trok Nebukadnessar namelijk opnieuw ten strijde tegen Jeruzalem. Zijn manschappen belegerden de stad, waarna Jojachin (slechts achttien jaar oud) zich overgaf. De schatten uit de tempel van de Joden werden meegenomen en heel Jeruzalem ging in ballingschap (op ‘de onaanzienlijksten van het gewone volk’ na).

Nebukadnessar stelde de oom van Jojachin, Mattanja, aan als nieuwe koning over het gebied. Zijn naam werd veranderd in Sedekia. In de opera van Verdi wordt ene Ismaël opgevoerd, die de neef zou zijn van koning Sedekia, en door Fenena, dochter van Nabucco, gered is uit de ballinschap.

Deze hele politieke situatie is uitgangspunt in Nabucco. Nebukadnessar is de grote heerser, de Judeeërs het onderdrukte volk. Daar komt echter verandering in. En ook dat gegeven is Bijbels gebaseerd.

Onder de ballingen zaten ook enkele jonge, getalenteerde en vooraanstaande Judeeërs. Eén van hen was Daniël, die verder opgeleid werd aan het Babylonische hof. Hij groeide uit tot één van de meest vooraanstaande adviseurs van de koning. In het bijbelboek dat naar hem vernoemd is, is te lezen over de manier waarop Nebukadnessar krankzinnig werd – een gegeven dat ook een belangrijke rol speelt in de opera.

In een soort persoonlijk getuigenis vertelt Nebukadnessar in hoofdstuk 4 over zijn leven. ‘Ik leidde een zorgeloos bestaan in mijn huis, een weelderig leven in mijn paleis, totdat ik een droom had die mij verontrustte’, zegt hij. In de droom ziet hij een hoge boom in het midden van de aarde staan. Een boom die steeds verder groeit, totdat hij de hele wereld overspant. Er verschijnt echter een engel die een vonnis over de boom uitspreekt: hij zal worden geveld en gekapt, al blijft de stronk staan.

Nebukadnessar haalt na de droom Daniël erbij om het uit te leggen. Daniël vertelt dat de koning bedoeld wordt met de boom. Dat zijn macht enorm is, maar dat hij de ‘macht van de hemel’ moet erkennen als hij zijn koningschap wil behouden.

‘Zijn lichaam werd vochtig van de dauw van de hemel’

Nebukadnessar neemt de woorden blijkbaar niet ter harte. Twaalf maanden later loopt hij over het dak van zijn paleis in Babel en zegt: ‘Is Babel niet indrukwekkend, de koningsstad die ik door mijn grote macht heb gebouw tot eer van mijn majesteit?’ Hij is nog niet uitgesproken of er klinkt een stem uit de hemel die zijn ondergang aankondigt.

De koning wordt krankzinnig (hij krijgt ‘een dierenhart’) en wordt verstoten door de mensen. Zeven jaar lang leeft hij als een dier. ‘Zijn lichaam werd vochtig van de dauw van de hemel, en ten slotte was zijn haar even lang als de veren van een arend en waren zijn nagels uitgegroeid als de klauwen van een vogel’, beschrijft het boek Daniël.

Dan, na zeven jaar, erkent hij de macht van God en keert zijn verstand terug. Hij krijgt ook zijn koningschap weer terug – die zelfs nog groter wordt. ‘Ik, Nebukadnessar, roem, verhef en verheerlijk nu de koning van de hemel’, erkent de heerser.

De krankzinnigheid van Nebukadnessar speelt een grote rol in Nabucco, al verloopt het op iets andere wijze. In de tweede akte eist Nabucco dat men hem aanbidt als god, waarna een bliksemstraal hem krankzinnig maakt. Hier kan een verwijzing worden ontdekt naar een ander verhaal uit Daniël, waarin Nebukadnessar een groot beeld van zichzelf laat maken en iedereen dwingt ervoor te buigen.

In de laatste akte komt Nabucco weer bij zijn zinnen. Dat gebeurt als hij beseft dat hij het doodvonnis voor zijn dochter Fenena heeft getekend en God vraagt om vergeving en hulp. In de finale stelt de heerser orde op zaken.

In dat slot van het stuk wordt de grootste parallel tussen Bijbel en opera duidelijk: God krijgt uiteindelijk alle eer.

Vorig artikel

Nabucco zaterdag op Radio 4

Volgend artikel

Europa’s oudste operahuis gerestaureerd

De auteur

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman is journalist en muziekliefhebber. Hij richtte in januari 2009 Place de l'Opera op en leidt sindsdien het magazine.