AchtergrondBinnenkortInterviews

“Peuters rekenen genadeloos met je af”

Componist Leonard Evers heeft veel ervaring met operaproducties voor kinderen, maar niet eerder schreef hij voor de allerkleinsten: 2 tot 4 jaar. Met Kriebel bij De Nationale Opera gaat hij de uitdaging aan. “Als de spanning verzwakt, rekenen peuters genadeloos met je af.”

Leonard Evers: “Jonge kinderen beleven de wereld heel anders. Poëtischer.” (© Wouter Nooitgedagt)

Op zaterdagmiddag 19 oktober wandelen honderd heel bijzondere bezoekers Nationale Opera & Ballet binnen: peuters, sommigen nog maar 2 jaar. Voor het eerst in zijn geschiedenis produceert De Nationale Opera (DNO) een voorstelling voor deze piepjonge doelgroep. Kriebel heet de opera, gecomponeerd voor “een vioolspelende zanger, een dansende percussionist en een zingende danseres”. De regie voert Caecilia Thunnissen van Oorkaan, een gezelschap dat gespecialiseerd is in voorstellingen voor kinderen.

Leonard Evers (1985) is bezig met de punten op de i als ik hem op donderdag 17 oktober spreek. “Morgen trekken we in de Odeonzaal, waar de première plaatsvindt. Dat zal even wennen zijn, zo’n andere ruimte. Maar het is ook heel bijzonder. De kinderen zitten heel dicht op het toneel, zodat ze als het ware in het decor getrokken kunnen worden. Als er te veel afstand is, ben ik bang dat je ze verliest.”

Evers componeerde eerder onder meer de jeugdopera Gold! voor Theater Sonnevanck, voor kinderen vanaf 5 jaar. Dat werk wordt regelmatig uitgevoerd in Duitsland. Recent maakte hij voor het Konzert Theater Bern de productie Humanoid, voor jongeren vanaf 15 jaar. En bij DNO dirigeerde hij eerder de jeugdproducties Hondenhartje en De jongen die te snel groeide. Eén ding dat hij door al die ervaringen geleerd heeft: de verschillende leeftijdscategorieën leveren telkens heel andere producties op.

In Kriebel richt je je op een nog jongere doelgroep dan in Gold!. Hoe is dat?
“Zulke jonge kinderen beleven de wereld heel anders. Ze zien de wereld poëtischer en nemen muziek veel naïever op. Ze denken niet in genres, zo van: dat is classicistisch, dat is modern. Dat is voor een componist heel prettig. Het gaat veel meer om sfeer en om contact met hen maken. Tegelijk moet je er, samen met de regie, wel in slagen om hen bij de lurven te grijpen, anders gaat het mis. Je moet hen meenemen in een wereld waarvan zij onderdeel kunnen uitmaken.”

“Het libretto bestaat volledig uit nonsenstaal”

Hoe probeer je dat in deze productie te doen?
“Samen met regisseur Caecilia Thunnissen heb ik me laten inspireren door kunst, vooral van Kandinsky. Zijn werk is heel fysiek; je kunt het haast voelen. Dat past heel goed bij kinderen van deze leeftijd. Ze willen alles aanraken en alles pakken. Ik zie dat bij de jonge kinderen van vrienden van mij, met wie ik veel contact heb.

Jonge kinderen praten vaak ook honderduit, maar dan in hun eigen fantasietaal. Ze zijn heel erg bezig met klanken. Ze kunnen bijvoorbeeld eindeloos de ‘l’ proberen te zeggen en dat heel grappig vinden. Bij die wereld willen we aansluiten, die ‘obsessie’ met klanken willen we gebruiken. Het libretto bestaat daarom volledig uit nonsenstaal, maar de klanken spelen wel met karaktereigenschappen.

Ik speel verder veel met contrast en herhaling. Dat zijn basale dingen waar kinderen heel goed op reageren. Kinderen liggen soms in een deuk bij het contrast tussen hard en zacht of hoog en laag. Of als je door herhaling een bepaalde herkenbaarheid creëert en dat dan doorbreekt. Eigenlijk geldt datzelfde principe voor volwassenen, maar dan in een veel complexere vorm.”

Leonard Evers is behalve componist ook dirigent en leidde eerder de jeugdproducties ‘Hondenhartje’ en ‘De jongen die te snel groeide’ bij DNO. (© Wouter Nooitgedagt)

Hebben jullie de reactie van peuters op deze ideeën kunnen testen?
“Ja, verschillende groepen kinderen van opvang in de buurt hebben repetities bezocht. Je kunt hun natuurlijk niet echt vragen wat ze ervan vonden, maar je leert heel veel van de manier waarop ze reageren. De eerste paar keren was het soms wat onrustig, maar de laatste repetities hebben we ons erover verbaasd dat ze het volle half uur hun aandacht erbij hadden.

Natuurlijk reageren kinderen anders. Ze reageren lichamelijk en gaan bijvoorbeeld praten. Maar als het met de voorstelling te maken heeft, vind ik dat niet erg. Bij één van de repetities zat een jongetje heel geboeid te kijken tot het eerste woord gezongen werd. Toen riep hij: ‘Raar!’ Dat heb ik liever dan dat ze allemaal stilzitten.”

Welke dingen werkten niet?
“Ik was ervan uitgegaan dat er genoeg levendigheid moest zijn. Zo had ik een heel virtuoos stuk voor marimba en stem gecomponeerd. Ik dacht: daarmee zal ik ze hebben. Maar met de regie en het decor erbij werd het te veel. Het drukte de kinderen weg. Soms verslapt de aandacht als je te veel geeft.

Passages die heel minimaal waren, werkten daartegenover juist goed. Het wordt geen zenvoorstelling of zo, maar je moet de levendige stukken goed timen en het geheel goed proportioneren. De structuur en de vorm zijn heel belangrijk.”

“Ik hoop dat we een zaadje planten”

Verander je je stijl of idioom als je voor kinderen schrijft?
“Nee, ik hoef helemaal geen concessies te doen aan de taal die ik gebruik. Het is geen andere muziek dan ik voor volwassenen schrijf. Ik erger me er soms aan dat het maken van kinderopera’s als een nichemarkt wordt gezien. Als je vertelt dat je voor kinderen componeert, wordt weleens gezegd: ‘Oh, ben je er zo één.’ Maar het is totaal geen minderwaardig werk. Je moet juist ontzettend goed componeren en regisseren voor deze doelgroep. Want als de spanning verzwakt, rekenen peuters genadeloos met je af.”

Wat hoop je dat de kinderen na deze voorstelling mee naar huis nemen?
“Ik hoop dat ze in onze magische wereld worden meegenomen en dat gebruiken als ze thuis weer aan het spelen zijn. Ik hoop dat we een zaadje planten, zodat het voor hen normaal wordt om kunst in hun speelwereld te betrekken. Volgens mij is dat ook heel belangrijk.

Muziek, of kunst in het algemeen, moet vechten om een plaats in het bestaan van kinderen. Kinderen nemen weliswaar meer muziek tot zich dan vroeger, maar vaak gebeurt dat op een passieve manier. Kunst is vaak een consumptiegoed. Kinderen zouden vaker op een actieve manier met kunst bezig moeten zijn. Dat kan iets triggeren. Ze worden er zelf creatief door. Ze leren op een creatieve en speelse manier in het leven te staan, en dat is essentieel.

Oorkaan doet gelukkig ontzettend veel op dit gebied, dat vind ik geweldig. Maar het wordt over het algemeen genomen te weinig gedaan. Voor kinderen van 2 jaar en ouder is er geen groot aanbod. Ik zou elke componist aansporen om voor deze doelgroep te schrijven!”

Kriebel gaat op 19 oktober om 16.00 uur in première en is op zondag 20 oktober nog drie keer te zien. In januari 2020 volgt een tweede reeks voorstellingen in Nationale Opera & Ballet, met aansluitend een tournee door het land. Zie voor meer informatie over de productie de website van De Nationale Opera. Zie voor de volledige speellijst de website van Oorkaan.

Vorig artikel

Royal Opera brengt Don Pasquale in bioscoop

Volgend artikel

Met herneemt Pelly's Manon in bioscoop

De auteur

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman is journalist en muziekliefhebber. Hij richtte in januari 2009 Place de l'Opera op en leidt sindsdien het magazine.