BuitenlandFeaturedOperarecensie

Plezierige Rossini-kuur in Bad Wildbad

In 1856 verbleef Rossini, die toen in Parijs woonde en allang gestopt was met componeren, in het kleine kuuroord Bad Wildbad, in het noorden van het Zwarte Woud. In 1989 werd dit de aanleiding om het festival Rossini in Wildbad op te starten. Met een knappe Semiramide bevestigt het festival zijn reputatie.

Marianna Pizzolato (foto: Stage Door).

Er welt nog steeds warm water op uit de bronnen van Bad Wildbad, dat echter nog altijd een kuuroord van veel bescheidener omvang dan het 50 kilometer verderop gelegen Baden Baden is. Naar het schijnt is een verblijf heilzaam tegen allerlei kwalen. Maar tegen chronische operagekte helpt het alleszins niet… Integendeel !

De meeste voorstellingen spelen in de 100 jaar oude Trinkhalle, waar men ooit samenkwam om van het heilzame water te drinken. In 2005 werd ze gerestaureerd en omgebouwd tot een soort polyvalente gemeentelijke feestzaal. Voor het festival wordt er een podium in opgebouwd en biedt de publieksruimte plaats aan zo’n 550 Rossini-fans. Het oogt vrij bescheiden, maar de akoestiek is prima.

Op 19 juli was de eerste van twee concertante voorstellingen te zien van Semiramide, de laatste opera die Rossini schreef voor hij naar Parijs verhuisde. Inclusief een pauze ruim 4,5 uur zangplezier rond een zeer onwaarschijnlijk verhaal.

Vijftien jaar geleden hebben Semiramide, koningin van Assyrië, en haar minnaar Assur samen haar echtgenoot vermoord. Kort daarna is de zoon van het koninklijk paar verdwenen. Semiramide regeert al vijftien jaar en heeft de hangende tuinen van Babylon aangelegd als de opera begint.

In de loop van de opera keert Arsace, een bevelhebber in het leger van Semiramide, op haar verzoek terug naar Assyrië. Ze wil hem benoemen tot haar opvolger en van hem bovendien haar echtgenoot maken. Dat is uiteraard niet naar de zin van Assur, die haar geholpen heeft om haar man op te ruimen en die vindt dat ze hem moet kiezen als opvolger en nieuwe echtgenoot.

Verderop blijkt dat Arsace de verdwenen zoon is van Semiramide, en hij komt tot de onthutsende vaststelling dat hij bijna met zijn moeder getrouwd was. Van de hogepriester krijgt hij de opdracht de moord op zijn vader te wreken. Daarbij doodt hij per vergissing niet Assur, maar wel zijn moeder, waarna hij de nieuwe koning wordt.

De ongekroonde koningin van de avond was de Siciliaanse mezzo Marianna Pizzolato in de rol van Arsace. Haar prachtige stem maakte van de twee grote aria’s van Arsace en beide duetten waarin hij/zij aan bod kwam een feest. Vooral het duet met Semiramide in het tweede bedrijf, waarbij het orkest zich beperkte tot een minimale begeleiding, liet de stemmen perfect tot hun recht komen.

Meteen werd ook duidelijk hoe Pizzolato de Semiramide van Alexandrina Pendatchanska (die zichzelf recent heeft omgedoopt in Alex Penda) overtrof. Penda klonk bij momenten erg schel en deed zichtbaar moeite om zich te forceren. Pizzolato zingt in januari eerst het nieuwjaarsconcert in de Vlaamse Opera en daarna in Luik de titelrol in L’Italiana in Algeri.

De rol van de slechterik Assur was voor Lorenzo Regazzo, een vaste waarde in Bad Wildbad. Geen kwaad woord over hem, maar hij kreeg af te rekenen met een onbekende en onverwachte concurrent… Het kleine rolletje van de hogepriester werd namelijk gezongen door een jonge Italiaan, ene Andrea Mastroni: een formidabele diepe, warme bas met een kracht en een volume waarmee hij iedereen, ook Assur, wegblies. Een naam om te onthouden!

In het verhaal doet ook nog een tenor mee: prins Idreno, die verder eigenlijk geen rol speelt. Hij moet alleen maar verliefd zijn en twee virtuoze aria’s zingen. John Osborn is een grote naam, maar het ging hem niet helemaal goed af. Hij hield zijn ogen angstvallig op de partituur gericht, stond stokstijf te zingen en haalde in zijn eerste aria niet alle hoge noten.

Bij gebreke aan eigen koor en orkest werd het 27-koppige Camerata Bach Chor Posen ingehuurd, samen met de Virtuosi Brunenses, een gelegenheidsorkest met leden uit diverse Tsjechische orkesten. Antonino Fogliani leidde hen behoorlijk door de partituur, al zaten de blazers niet altijd juist en zetten de tenoren een keertje ongelijk in.

Neen, van de operagekte kan je hier niet genezen!

Vorig artikel

Opera in de media: week 30

Volgend artikel

Nikitin verlaat Bayreuth vanwege tatoeage

De auteur

Peter Vandamme

Peter Vandamme

1 Reactie

  1. Pieter K. de Haan
    25 juli 2012 at 21:17

    Mijn ervaringen met de Trinkhalle zijn wat minder positief dan die van de recensent: die heeft de allure van een noodbehuizing en de kwaliteit van de akoestiek zou ik op z’n best als “matig” willen kwalificeren, maar volgens sommigen is die nogal plaatsgebonden. Ik heb de 2e (concertante) uitvoering van “Semiramide”, die van 22 juli, meegemaakt. Mij was verteld, dat de voorziene titelrolvertolkster, Alexandrina Pendatschanska, was vervangen, maar mijn zegsman kon mij de naam van de remplacante niet noemen. Aangezien bij aanvang de programma’s uitverkocht waren heb ik m.b.t haar identiteit tot aan de pauze in het onzekere verkeerd. Inmiddels was mij wel duidelijk, dat het hier een formidabele, dramatische coloratuursopraan betrof en niet zomaar de eerste de beste invalster. In de pauze bleek mij uit de in allerijl bijgecopiëerde programmavellen, dat het hier ging om ene Alex Penda, uiteraard een afkorting van Alexandrina Pendatschanska. Martianna Pizzolato deed niet voor haar onder. Hun coloratuurduet uit de 2e akte was verbluffend. De basso cantante Lorenzo Regazzo was, zoals gebruikelijk, voortreffelijk maar hij werd wellicht nog overtroffen door de jonge basso nobile Andrea Mastroni. John Osborn vulde de wat ondankbare rol van Idreno perfect in. De kleinere rollen waren met jonge zangers adequaat bezet. Koor en orkest waren, ook ditmaal o.l.v. Antonino Fogliano, op een enkele misser (direct na de pauze t.b.v. de audio-opname gecorrigeerd) na, prima voor hun taak berekend. Volgens bezoekers, die ook de 1e uitvoering hadden bijgewoond, was de 2e veel beter. Overigens wat betreft het van deze site bekende thema “Het is gedaan met dikke zangers”: Marianna Pizzolato heeft inmiddels een achtersteven, die associaties oproept met een 17de-eeuws slagschip. Dat neemt overigens bepaald niet weg, dat ik uitkijk naar haar optredens in het Nieuwjaarsgala in Gent/Antwerpen (niet met Mariella Devía maar met Jessica Pratt) en in “L’Italiana in Algeri” in Luik.