FeaturedOperarecensie

Clayton bezingt breekbare liefdeskracht

Met een van levenslust blakende tenor ontsloot Allan Clayton dinsdag in het Concertgebouw kwetsbare gevoelswerelden. Beethoven viel fors uit, maar de rauwheid van Tippett en de virtuositeit van Britten wekte hij met zijn formidabele recitalpartner James Baillieu magistraal tot leven.

Tenor Allan Clayton imponeerde met zijn grote dynamische palet en trefzekere frasering. (© Sim Canetty-Clarke)

Liefde overwint alles. Dit aloude gezegde vindt weinig weerklank in liedrecitals. Componisten wisten altijd dat verdriet een vruchtbaarder bodem biedt aan kunst dan geluk. Op 15 oktober klonken in de Kleine Zaal cycli van Beethoven, Britten en Tippett waarin respectievelijk afstand, conventies en de dood de liefde belemmeren. Maar in alle drie biedt een slotzang verzoening met het onbereikbare.

Allan Clayton is nog een dertiger, maar heeft in zowel lied als opera al imposant carrière gemaakt. Zijn plezierig ongepolijste voorkomen sluit aan bij een karaktervolle en gedurfde stemvoering. Dit seizoen neemt hij in een concertserie van Wigmore Hall de ‘rol’ op zich van de legendarische Peter Pears, wiens schaduw over dit recital hangt. Tegenover Pears’ indrukwekkende zeggingskracht, nu deels gedateerd overkomend, stelt Clayton een meer naturel timbre, maar beiden mengen bravoure met fraai zwevende hoge noten.

Met An die ferne Geliebte schreef Beethoven de eerste echte liederencyclus, bovendien uniek gebleven door de wijze waarop hij de zes delen aan elkaar smeedde. Bij James Baillieu’s glasheldere pianotoets schilderde Claytons krachtige vibrato me aanvankelijk geen eenzaam mijmerende dichter voor. Knap waren echter de hunkerende accenten en de expressiviteit in de letterlijk monotone passage van het tweede lied. De “innere Pein” aan het slot daarvan gaven beiden musici het volle, wrange pond.

In de natuuraanroepen bleef op de loer liggende gekunsteldheid achterwege, maar het ontbrak ook ietwat aan tederheid. Prachtig van opbouw en sfeer was echter het slotlied, waarin de dichter beseft met zijn zang ruimte en tijd te kunnen overbruggen. Met name Claytons niet fluisterzachte, maar wel betoverende toon in het lastige, hooggelegen middendeel deed de adem stokken, terwijl het vocale en pianistische machtsvertoon in de al te vastberaden climax de weg al leek te banen voor Tippett.

Michael Tippett (1905-1998) klinkt nog maar zelden in de concertzalen, deels door eigen radicalisme. Zo bleef zijn liedoeuvre beperkt omdat hij meende met zijn toonzettingen de poëzie te vernietigen. The Heart’s Assurance ontstond in de naoorlogse jaren om de zelfmoord van zijn beste vriendin in 1945 te verwerken. Zij leefden vrijwel als partners, maar een fysieke relatie bleef uit, gezien Tippetts geaardheid. Hij koos indringende gedichten van twee soldaten die de oorlog evenmin overleefden.

James Baillieu, hier in Wigmore Hall, begeleidde met glasheldere pianotoets. (© CLIVE BARDA/ ArenaPAL)

De première in 1951 door Benjamin Britten en zijn partner Peter Pears kreeg weinig navolging omdat Britten de pianopartij te lastig en “onhandig geschreven” vond. Des te bewonderenswaardiger hoe James Bailleu in ‘Song’ de complexe figuraties, symbool van eindeloze aardomwentelingen, zowel rustgevend als meedogenloos liet klinken. In een passage op Pears’ favoriete toonhoogte, verwijzend naar Peter Grimes, wierp Clayton zich met volle overgave in de strijd en raakte net niet buiten adem.

Het bittere tweede lied geeft de cyclus zijn naam, een ‘verzekering’ die men dient te wantrouwen. De frase “broken fingers” kreeg onbarmhartig realistische nadruk. In ‘Compassion’, het even genadeloze als erotische derde lied, legde Clayton een formidabele stembeheersing aan de dag, culminerend in een van lust sidderende hoge B. Maar in ‘The Dancer’, een ballerina dansend op haar minnaars graf, miste ik de door Baillieu wel getoonde lichtvoetigheid, die de ironie in de tekst juist zou versterken.

‘Remember your lovers’ kent als ‘refrein’ een vocale versie van het trompetsignaal The Last Post, waarin Claytons puurheid me kippenvel bezorgde. Boven onaardse pianowervelingen contrasteerde hij in uitgesponnen frasen de kilheid van het graf met de gloed van nagedachtenis. Een verscherpte variant van het motief sneed door merg en been, tot rust komend op “more than love”. Alleen muziek kan zulke woorden expressie geven. Clayton was zelf zichtbaar geraakt door dit beklemmende werk.

Een doordachte programmering linkte na de pauze obscure theaterliederen van Benjamin Britten met enkele van diens Purcell-bewerkingen. De zeventiende-eeuwer was een idool van zowel Tippett als Britten en een geraffineerd toegepaste basso-ostinatotechniek verbond oud en nieuw.

In de laatste cyclus, Seven Sonnets of Michelangelo, imponeerden Claytons grote dynamische palet en trefzekere frasering. Met zwier vertolkte hij dit Italiaanse belcanto door Britse bril, vaak stekelig van toon, behalve het serene derde sonnet. Het lijkt curieus dat Britten in 1940 zijn geluk met Pears bezegelde via gedichten vol twijfel. Maar in de gesublimeerde gevoelens voor een jonge edelman herkende hij zijn eigen worsteling met de mannenliefde. De première noemde hij “naakt paraderen”.

In deze uitvoering trof mij soms een verhaallijn: het bitse samenspel in sonnet vijf mondde uit in een aarzelend verwijt, waarop Clayton in sonnet zes haast over zijn liefdesuitingen struikelde richting beschaamd berouw. Zijn berustende noblesse, gepaard aan Baillieu’s orkestrale allure, maakten van de slotzang een prachtig eerbetoon aan de breekbaarheid die de liefde haar betekenis verleent.

Vorig artikel

Mozart beatboxt bij Silbersee en Toneelmakerij

Volgend artikel

Jaap van Zweden ontvangt Concertgebouw Prijs

De auteur

Martin Toet

Martin Toet