Recensies

Draghi’s Prometeo: een vurig plaatdebuut

Een cd-tip aan barokliefhebbers zonder geduld voor plechtstatige antieke goden: in El Prometeo kruidt librettist én componist Antonio Draghi met kwinkslagen een hutspot van mythologische verhaallijntjes. Dirigent annex componist Leonardo García Alarcón legde het kleurrijk vast.

De naam Draghi zullen velen associëren met de vorige chef van de Europese Centrale Bank. Mario’s wellicht verre voorvader Antonio Draghi (1634-1700) had ook een internationale uitkijk: na een korte zangcarrière in Italië belandde hij aan het Weense hof, waar hij in 1669 El Prometeo componeerde op een eigenhandig Spaanstalig libretto om de verjaarspartij van de Spaanse vorstin luister bij te zetten.

Het is een buitenbeentje in een lange reeks Italiaanstalige opera’s tijdens dertig jaar dienstverband in Wenen, bovendien incompleet bewaard. Maar Leonardo García Alarcón greep de zeldzame kans om een werk in zijn moedertaal op de planken te brengen en geïnspireerd door multitalent Draghi vulde hij zelf de mankerende noten van akte drie aan. Zilverschijf of internetstream laten nu eenieder thuis genieten.

De inhoud kort navertellen is in dit geval schier onmogelijk. De tragische kern, Prometheus’ gruwelijk bestrafte diefstal van het hemelse vuur, sneeuwt onder tussen amoureuze perikelen van stervelingen en goden, een tot leven gewekt standbeeld en een tot spin omgetoverde weefster. Dit alles droogkomisch becommentarieerd door een lafhartige sater, een glansrol van bariton Borja Quiza.

De vele contrasterende korte scènes, vocaal voorzien van een levendige ariosostijl, herinneren aan Francesco Cavalli, wiens voornaamste pleitbezorger momenteel Alarcón heet. Ook hier ontplooit zijn ensemble Cappella Mediterranea een bonte continuosectie vol sensualiteit en couleur locale. De Spaanse connectie laat gitarist en fameus percussionist Marie-Ange Petit overuren draaien.

De tegelijk wulpse en meisjesachtige sopraan Mariana Flores is top als zeegodin Tetis, ongewenst doelwit van Jupiters avances. Aan muurbloempje Nisea, in stilte naar Prometeo smachtend, schenkt Giuseppina Bridelli haar sensitieve mezzo. In de titelrol mengt de plooibare tenor van Fabio Trümpy poëtische gloed met een volksere toon, gepast bij deze heidense patroonheilige van ambachtslieden.

Nostalgische melodiebogen in Alarcóns knappe derde akte doen me soms denken aan het album dat hij wijdde aan zijn jeugdidool, singer-songwriter Joan Manuel Serrat. Ook hij is immers kind van zijn tijd en dat misstaat deze veelkleurige opera allerminst. Een ernstiger toon dan Draghi’s verklaart zich doordat het libretto nu ter zake komt. Trümpy geeft hartbrekend stem aan Prometeo’s weeklachten.

De ketening aan een berg waar een adelaar dagelijks zijn lever wegvreet was als eeuwigdurende straf bedoeld. Maar hier is na luttele operaminuten het leed geleden: gelouterd door de ervaring beantwoordt Prometeo Nisa’s liefde. In de laatste scène verstrengelen hun stemmen op soortgelijke wijze als in het slotduet van Monteverdi’s zwanenzang. De vergelijking is erg veel eer voor Alarcón, maar tegenover de verdorven Nerone en Poppea ontroert dit trouwhartige duo minstens zozeer.

Vorig artikel

Cité de l’Opera: Anton, Floris en Jamie

Volgend artikel

Internationaal Lied Festival Zeist geannuleerd

De auteur

Martin Toet

Martin Toet