Operarecensie

Opera-academie vermaakt met Elisir

Aan enthousiasme en plezier geen gebrek in de productie van L’elisir d’amore van de Dutch National Opera Academy. Een talentvolle cast en een levendig koor schotelen je een avondje luchtig vermaak voor. Echte commedia dell’arte. Muzikaal heeft het wat ruwe randjes, maar evenzeer diverse fraaie passages. Een prima productie dus.

Arman Isleker als kwakzalver Dulcamara (foto: Mylene Siegers).

De Dutch National Opera Academy (DNOA) is een tweejarige opleiding voor getalenteerde operazangers. De academie produceert ieder seizoen twee geënsceneerde opera’s. De eerste van dit seizoen is Donizetti’s uiterst populaire L’elisir d’amore. Een productie waarmee DNOA weer uitstekend van zich laat horen.

L’elisir is een aandoenlijke dorpskomedie over een boerenknul die verliefd wordt op een rijke dame, al zijn geld uitgeeft aan een liefdesdrankje van een kwakzalver, maar uiteindelijk door de kracht van de liefde alleen haar hart verovert. Tussendoor marcheert nog een gelikte sergeant, die eveneens zijn zinnen op de dame heeft gezet.

Donizetti baseerde de opera op de commedia dell’arte. Dat is duidelijk ook de leidraad geweest van Javier López Piñón in zijn regie. Tegen het vrolijke, idyllische decor van Jan Klatter vertelt hij rechttoe rechtaan het verhaal, met speels spel en kluchterige komedie.

Soms vind ik het een tikkeltje flauw en te ‘ingestudeerd’, maar over het geheel genomen zit de vaart er goed in en straalt het plezier ervanaf. Dat mag ook op het conto van het jonge, levendige koor geschreven worden, dat op een positieve manier nadrukkelijk aanwezig is.

De muzikale ondersteuning is naar mijn idee minder vlot en luchtig. Het orkest van het Conservatorium van Amsterdam zet onder leiding van Frank Zielhorst Donizetti’s muziek nogal zwaar aan.

Peter Davoren als Nemorino en Alexandra Schoeny als Adina (foto: Mylene Siegers).

Dat wordt nog eens versterkt doordat de orkestbezetting in mijn oren te groot is voor de Kees van Baarenzaal van het Haagse conservatorium. Waar in dit belcantowerk de zang leidend zou moeten zijn, is het orkest regelmatig dominant aanwezig. Een kleinere instrumentale formatie was waarschijnlijk comfortabeler geweest voor de jonge zangers en had voor een betere balans gezorgd. Bovendien hadden de contrabassen dan in de bak gepast. Nu bassen ze duidelijk een toontje te hard.

De solisten zingen niet vlekkeloos, maar wel overtuigend. Arman Isleker heeft een lastige aan de rol van Dulcamara, die mijns inziens eigenlijk om een oudere (of zelfs ouwe) bas vraagt om echt te overtuigen. Los van dat heeft Isleker alle noten en loopjes op zijn stok en acteert hij er lekker op los.

Tim Kuypers past de rol van de stoere macho Belcore goed, in voorkomen en ook in zijn extra zwaar aangezette zang. Zijn ‘rivaal’ Nemorino wordt goed neergezet door Peter Davoren. Hij heeft precies het ‘onschuldige’ timbre dat Nemorino zo sympathiek maakt. Zijn zang klinkt niet altijd even gemakkelijk, maar zijn vertolking van ‘Una furtiva lagrima’ is schitterend – een hoogtepunt.

Alexandra Schoeny is tot slot een uitstekende Adina. Naast dat ze overtuigend acteert, weet ze met haar compacte, glasheldere stem van laag tot hoog fraaie klanken te produceren. Vooral in de tweede akte maakt ze indruk op me met een paar hoge noten en fraaie coloraturen. Bovendien weet ze wat ze zingt. Ze geeft de woorden telkens overtuigend uitdrukking.

Cast B
Deze vijf talentvolle solisten vormen samen Cast A. De B-cast kwam afgelopen zondag voor het eerst in actie. Place de l’Opera-medewerker François schrijft naar aanleiding van die voorstelling over hun zang:

,,Balancerend op de rand van komedie en klucht, blijft Geoffrey Degives (Nemorino) steeds aan de komediekant en wordt nooit flauw of plat. Zijn tenorstem is mooi en zijn solo ‘Una furtiva lagrima’ is een beetje ingehouden, hier en daar met een minimaal hoorbaar tikje spanning, maar vooral aandoenlijk in de emotie van de boerenjongen en zeer overtuigend.

Belcore wordt gespeeld door bariton Laurent Deleuil uit Canada. Je kan het zien en horen: een getrainde baritonzanger die trefzeker zingt en acteert. ‘Vrouwen genoeg’ is zijn motto en dat draagt hij met veel kapsones uit.

(Foto: Mylene Siegers.)

Als ik zeg dat de zang van sopraan Elisabeth Meyer uitstekend is, dan doe ik meteen haar acteervaardigheid tekort. Die is namelijk óók uitstekend. Op het moment dat je haar ziet opkomen door de houten deur van haar huis, lijkt de belichting meteen iets warmer te worden. Meyer heeft een mooie sopraanstem die makkelijk de hoogte in kan en veel glans heeft. Het is bij haar nooit zingen óf spelen, ze speelt zingend en zingt in haar spel. Een absoluut genoegen om naar te kijken en luisteren.

Bas Florian Bonneau speelt een rol die het sterkst verwijst naar de commedia dell’arte. Zijn kwakzalver Dulcamara is guitig en geestig, maar vooral in zijn spel vaak meer commedia dan arte. Hij is in een pak gehesen waarvan zelfs Hans Ubbink zou schrikken en kiest steeds voor een wat erg sterke mimiek, die vooral doet denken aan problemen met zijn contactlenzen. Het zit hem wellicht ook in de regie, want met zijn stem is niks mis.

Een kleine rol maar van grote vocale klasse is de Giannetta van Kristina Bitenc.”

L’elisir d’amore is tot en met 22 januari nog drie keer te zien in de Kees van Baarenzaal in Den Haag: op 19 januari Cast B, op 21 januari Cast A en op 22 januari weer Cast B. Zie voor meer informatie de website van de Dutch National Opera Academy.

Vorig artikel

Nino Machaidze tekent bij Sony Classical

Volgend artikel

Wokmuziektheater viert jubilea met gala

De auteur

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman is journalist en muziekliefhebber. Hij richtte in januari 2009 Place de l'Opera op en leidt sindsdien het magazine.

2Reacties

  1. 19 januari 2011 at 09:38

    Heb een leuke avond gehad in Den Haag. Vond de muziek ook wel een beetje hard, maar heb echt genoten van de opera.

  2. Joke Kuiper
    19 januari 2011 at 12:26

    Ik heb ook genoten van de avond.