BuitenlandOperarecensie

Berlijn brengt die ‘andere Holländer’

Het is nogal bizar, maar de meest interessante ‘Wagner-productie’ van dit seizoen – in Berlijn, maar ook daarbuiten – is een opera van Pierre-Louis Dietsch, genaamd Le Vaisseau fantôme, ou Le Maudit des mers. Op 4 juni kreeg die een eenmalige uitvoering bij de Deutsche Oper Berlin. Absoluut de moeite waard.

Laura Aikin (foto: Gerard Amesellem).
Laura Aikin (foto: Gerard Amesellem).

Er zit geen noot Wagner in Le Vaisseau fantôme, maar de opera heeft wel een plot van Wagner, die de jonge, ambitieuze, armoelijdende componist in 1841 verkocht aan de directeur van de Parijse Opéra, Léon Pillet.

Natuurlijk hoopte Wagner Pillet te kunnen overtuigen om hem de muziek te laten componeren bij het verhaal over een gekwelde ‘vliegende Zweed’ genaamd Troïl, die iedere zeven jaar aan wal kwam om een vrouw te zoeken die waarlijk van hem hield.

De plot viel in de smaak bij Pillet, maar dat gold niet voor Wagners muziek en zijn agressieve persoonlijkheid. En dus gaf de directeur het verhaal aan een vriend, Pierre-Louis Dietsch, die met een nieuw libretto van Paul Foucher en Henri Révoil de muziek componeerde. Deze ‘opéra fantastique’ in twee akten ging in november 1842 in première in Parijs en werd elf keer opgevoerd.

Wagner schreef de eerste versie van zijn eigen Fliegende Holländer in 1840-1841, maar de daadwerkelijke eerste voorstelling van zijn werk – in een herziene versie – liet tot 1843 op zich wachten, toen het in Dresden werd opgevoerd. Daar kreeg het vier voorstellingen.

De Deutsche Oper Berlin bood de zeldzame kans om beide werken kort achter elkaar te beluisteren. Een week geleden presenteerde het huis de ‘Romantische Oper’ van Wagner in de oerversie van 1841, met in de cast onder anderen Ricarda Merbeth als Senta en Samuel Youn als de Holländer. Die concertante uitvoering in de Philharmonie werd gedirigeerd door Donald Runnicles.

Op dinsdag 4 juni volgde Dietsch’ versie, ook in een eenmalige concertuitvoering, in het Konzerthaus aan de Gendarmenmarkt, met Enrique Mazzola (bekend uit Montpellier) voor het orkest en het Deutsche Oper-koor en met een geweldige cast, aangevoerd door de prachtige Laura Aikin als Minna en de jonge, kolossale Josef Wagner als Troïl.

Ik heb nog nooit zo veel journalisten, muziekprofessoren, dramaturgen en Wagner-kenners in één zaal bij elkaar gezien als op dinsdagavond. Het leek alsof iedereen deze ‘andere Holländer’ wilde horen.

Een interessant werk is het zeker. Scène na scène krijg je exact dezelfde plot als bij Wagner voorgeschoteld, maar dan met totaal andere muziek. In plaats van ‘hochdramatische’ storm- en reddingsmuziek hoor je een kiene mix van Auber, Boieldieu en Donizetti – de populaire componisten in het Parijs van die tijd.

Elke aria heeft een levendig cabaletta, er zijn een paar indrukwekkend koorstukken (Dietsch was een koordirigent en wist zeker hoe hij zijn mannen effectief in moest zetten) en de orkestratie is stijlvol, zonder echter Wagners ‘larger-than-life’ effecten te bereiken. Het is te horen waarom Wagner Dietsch van het toneel blies met zijn veel dramatischer muziek aan het eind.

Niettemin schrijft Dietsch prachtige lyrische en verrukte muziek, vrij van enig pathos en zonder ook maar één saaie passage. Elk nummer heeft zijn charme en karakter. En het geheel is voorbij na één uur en veertig minuten, als Minna van een klif springt in Shetland.

Laura Aikin bracht de coloratuurpartij van Minna op briljante wijze, met een paar glanzende, zachte hoge noten en ook een paar volle ‘acuti’ aan het einde van de aria’s en ensembles. Die oogstten meer dan eens stormachtig bijval.

Haar geliefde Magnus (Erik in Wagners opera) werd teder neergezet door de zilveren tenor van Jean-François Borras en bas Nicolas Cavallier was dominant als Minna’s vader Barlow, al had hij wat bozer en grotesker kunnen acteren om de duivelse kwaliteiten van de hebberige koopman die zijn dochter ‘verkoopt’ aan de man met het meeste geld uit de verf te laten komen.

Josef Wagner was visueel en vocaal verbluffend in zijn rol. Je kon begrijpen waarom het voor Minna liefde op het eerste gezicht was en waarom ze Magnus zonder veel twijfel aan de kant schuift.

En als we het dan toch over visueel en vocaal imponerende artiesten hebben: de officiële ‘barihunk’ Seth Carico kwam indrukwekkend voor de dag als de zeeman Scriften in het geweldige dubbele koornummer waarin de dorpsmensen samen met de zeemannen een dranklied zingen. Dat nummer was, samen met Minna’s gebed onder begeleiding van harpen, één van de vele muzikale hoogtepunten van de avond.

Waarom de Deutsche Oper deze ‘once and only’-voorstellingen niet prominenter in de markt heeft gezet, is mij een raadsel. Vanuit een pr-standpunt bezien moest en zou dit het hoogtepunt van het huidige Wagner-feestjaar zijn. In plaats daarvan was er echter nergens een poster of aankondiging te bekennen. Gelukkig wisten de Wagner-fanaten de weg wel te vinden. De balkons met de goedkopere plaatsen waren dan ook maximaal gevuld, terwijl het parket half leeg was.

Enrique Mazzola (foto: Martin Sigmund).
Enrique Mazzola (foto: Martin Sigmund).

Echte Wagner-fans en enthousiastelingen voor zeldzame opera’s zullen ook weten dat Marc Minkowski deze twee opera’s onlangs als double bill opvoerde in Frankrijk en Oostenrijk. Een opname van de Weense voorstelling wordt in september uitgebracht bij Naïve, met een geheel andere cast dan in Berlijn.

Gebaseerd op de live-opnamen die in omloop zijn, was de voorstelling in Berlijn veel beter. Vooral omdat Laura Aikin voor de microfoon een veel aantrekkelijker sopraan is en ook omdat Mazzola bewees een beter begrip te hebben van Dietsch’ muziek dan Minkowski. Verrassend genoeg.

Jammer genoeg is de Berlijnse voorstelling niet opgenomen bij Deutschland Radio Kultur, ondanks dat zij vaak van dit soort zeldzame producties uitzenden. Misschien een mooie taak voor de ZaterdagMatinee om dit Holländer-alternatief op de radio te laten horen?

Dietsch’ ‘opéra fantastique’ – waar de hyperkritische Berlioz een schitterende recensie over schreef in het Journal des Débats – is het absoluut waard om gekend te worden. Het is prachtige muziek, in een stijl die vandaag bijna vergeten is.

Vorig artikel

Tcherniakov maakt bloedeloze Boccanegra

Volgend artikel

Vlaamse Opera herneemt Lowery's Candide

De auteur

Kevin Clarke

Kevin Clarke

1 Reactie

  1. Hugo
    9 juni 2013 at 20:39

    Volledig akkoord met de recensie. Een aangenaam, melodieus werk dat zeker de moeite waard is om te spelen maar helaas op dramatisch vlak wat te kort komt om de competitie met Wagners opera te kunnen aangaan. Een beetje zoals de Otello’s van Rossini en Verdi. Mooie bezetting met vooral Borras als een aangename verrassing.

    Opvallend ook het aantal lege plaatsen, vooral ook als je bedenkt dat de volgende dag in dezelfde zaal een concertante “Pêcheurs de perles” met niemand minder dan Joseph Calleja op de affiche stond.

    “Der fliegende Holländer” een week eerder in de Filharmonie kon ons minder bekoren. De kwaliteit van de uitvoerenden staat daarbij niet ter discussie maar wel de abnormaal luide manier waarop Runnicles zijn orkest liet spelen. De solisten, nochtans voor het orkest geplaatst, waren zelfs vanop de vijfde rij nauwelijks hoorbaar. Dat kan toch niet de bedoeling zijn ?