AchtergrondBinnenkortBuitenlandInterviews

Hein Mulders: zeven seizoenen Essen

Al zes seizoenen staat Hein Mulders aan het roer van het Aalto-Musiktheater, de Philharmonie Essen en de Essener Philharmoniker. Op 12 oktober gaat de eerste nieuwe productie van zijn zevende seizoen in première: Pique Dame. In zijn kantoor aan de Opernplatz in Essen vertelt de Nederlandse intendant over zijn veeleisende werk. “Ik ben mijn eigen vriend en vijand.”

Hein Mulders leidt in 2019/2020 zijn zevende seizoen bij het Aalto-Musiktheater, de Philharmonie Essen en de Essener Philharmoniker. (© Sven Lorenz)

Een intendantenwissel in Duitsland is een bijzonder fenomeen. Bij veel operahuizen werken intendanten jaren vooruit en moeten hun opvolgers eerst één of zelfs meerdere seizoenen uitvoeren wat hun voorgangers hebben bedacht. Zo verging het bijvoorbeeld Sophie de Lint toen ze in 2018 Pierre Audi opvolgde bij De Nationale Opera (DNO). Nog steeds voert ze uit wat Audi in gang heeft gezet.

In Duitsland betekent een wissel daarentegen echt: een schone lei. Een intendant bij een Duits operahuis mag niet verder vooruitwerken dan zijn contract loopt. Een nieuwe chef moet direct bij zijn aantreden zijn eigen programmering presenteren. En dat niet alleen: hij heeft het recht om iedereen met een vast contract – op én achter de bühne – zonder opgaaf van reden te ontslaan, tenzij iemand langer dan vijftien jaar bij het huis werkt.

Rustig de organisatie aftasten en je eigen plek vinden is er in Duitsland dus niet bij. Dat merkte Hein Mulders toen hij in mei 2011 tot intendant in Essen werd benoemd. Hij had tweeënhalf jaar om zijn eerste seizoen (2013/2014) voor te bereiden, maar moest eerst nog een jaar lang zijn contract als hoofd artistieke zaken bij DNO uitdienen. Tussen de bedrijven door zette hij alvast de zoektocht naar een nieuwe Generalmusikdirektor voor Essen in gang, waarna hij zich in 2012/2013 helemaal op de voorbereiding van zijn nieuwe functie stortte. “Dat was een slavenjaar”, zegt hij. “Ik moest alles vanaf nul in de steigers zetten.”

“Ik dacht: het is nu of nooit”

We zitten in het bescheiden intendantenkantoor in een vleugel van het in 1988 geopende Aalto-Musiktheater. Mulders praat frank en vrij over het reilen en zeilen bij een Duits repertoirehuis. De mooie kanten, maar ook de mindere. “In Nederland wordt vaak gedacht dat het hier een soort mekka is, omdat er zo veel operahuizen zijn, die allemaal door de overheid worden gesteund. Maar op dagelijks niveau is het elke keer een strijd. De stad Essen heeft een tekort van 3 miljard. Je vraagt je soms echt af hoe het kan dat deze culturele tempels voortbestaan.”

Hein Mulders weet nog goed waar hij was toen hij door Essen benaderd werd. “Ik was in Barcelona om te jureren tijdens de Viñas-competitie. Toen ik in mijn hotel was, werd ik gebeld: of ik interesse had om een operahuis en een concertgebouw te leiden? Een paar uur later werd mijn mobiel gestolen…”

Mulders ambieerde op dat moment niet bewust een post als intendant, maar vier maanden later was de deal rond. Waarom zei hij ja? “Ik dacht: ik ben 48 jaar, het is nu of nooit. En ik vond het een heel mooie en interessante kans, die combinatie van operahuis en concertgebouw. Bovendien kende ik het Aalto-Musiktheater goed. Toen ik onder Marc Clémeur bij de Vlaamse Opera werkte, gingen we vaak in Essen kijken. Antwerpen-Essen is maar twee uur. Ik kende al veel mensen bij het huis en wist wat voor niveau het orkest had.”

“Eigenlijk is het nog steeds bezopen”

Bijzonder aan Mulders’ aanstelling was dat hij niet alleen het operahuis ging leiden, maar ook de Philharmonie Essen; functies die voorheen door twee mensen bezet werden. Feitelijk heeft hij dus twee fulltime functies.

Omdat het orkest zowel in het operahuis als in de concertzaal speelt, heeft de benoeming van één chef voor beide zeker voordelen, erkent Mulders. “Je hebt alles in de hand, wat goed uitkomt bij het maken van schema’s en dergelijke. Die synergie is fantastisch. Je bent je eigen vriend en vijand. Maar eigenlijk is het nog steeds bezopen. Je hebt voortdurend een tandvleesgevoel.”

De Philharmonie Essen heeft voor musici een betere akoestiek dan het Concertgebouw in Amsterdam, vindt Hein Mulders. “Het ademt heel erg. Ieder orkest komt op rozen terug in de coulissen.” (© Bernadette Grimmenstein)

Bij sommige operahuizen is het orkest vooral operabegeleider en speelt het daarnaast weinig eigen concerten. De Essener Philharmoniker heeft echter een omvangrijk zelfstandig concertprogramma. “De eerste twee jaar heb ik me over de kop gewerkt om dat helemaal zelf te programmeren. Nu doe ik het gelukkig samen met de orkestmanager en met Generalmusikdirektor Tomáš Netopil.”

Mulders vond in Netopil een sterke partner en een waardige opvolger van de jarenlange GMD/intendant Stefan Soltesz. Met Netopil koos hij twee speerpunten: het Slavische repertoire, in heel brede zin, en Mozart. “Mozart dirigeert hij niet oké, maar echt geweldig”, looft Mulders. “Hij wordt vaak in Wenen gevraagd om repertoirevoorstellingen van Mozart-opera’s te leiden.”

“Soltesz schreef met zijn Wagner- en Strauss-uitvoeringen geschiedenis. Tomáš doet ook wel Wagner en Strauss, maar we hebben er bewust voor gekozen om in de nieuwe producties even een pauze met die componisten te maken. Anders zou het zo lijken op een wedstrijd met je voorganger in hetzelfde repertoire.”

“Ik heb collega’s die al hun casting via YouTube doen”

Hoewel hij de macht had grootscheepse veranderingen door te voeren, besloot Mulders bij zijn aantreden de meeste medewerkers te behouden. “De expertise van het huis komt van de mensen die daar werken. Daarom heb ik achter de schermen niemand ontslagen. In het solistenensemble heb ik ongeveer de helft van de contracten niet verlengd, maar die zangers hadden goede freelancemogelijkheden. Mijn idee was dat ik door het ensemble het beste een ander kleur kon tonen. Dat is wat het publiek ziet. Mensen kopen kaartjes om goede zangers te horen.”

Mulders houdt zich nog steeds actief bezig met de casting van het ensemble (en de gastrollen daaromheen). Dat was een duidelijke voorwaarde toen hij begon. “Ik wilde artistiek bezig blijven, met de kunst, met opera, en niet enkel een managersrol innemen.” Daarmee houdt Mulders vast aan het specialisme dat hij opbouwde als manager bij een impresariaat, casting director bij de Vlaamse Opera en hoofd artistieke zaken bij DNO.

Onlangs werd het Aalto-Musiktheater uitgeroepen tot beste operahuis van Nordrhein-Westfalen. (© Bernadette Grimmenstein)

Het opsporen van goede stemmen en het vinden van de juiste rollen bij die stemmen is voor Mulders een fascinerend proces. Zijn ‘scoutwerk’ doet hij op verschillende manieren. “Ik zit heel vaak in de jury van concoursen. Ik denk dat ik in bijna ieder land van Europa weleens in een jury heb gezeten. De meeste zangers hoor je echter door audities. Die organiseer ik vaak. En het belangrijkste is voor mij rondreizen en producties zien. Dat is tegelijk mijn grootste vijand. Ik heb altijd heel actief gereisd en veel gezien, maar als intendant moet ik nu heel precies kiezen. Toch probeer ik het zo veel mogelijk te doen.”

“Ik heb collega’s die werkelijk al hun casting via YouTube-filmpjes doen”, vertelt Mulders. “Ik denk dat je dan nooit een indruk krijg van hoe een stem in een akoestiek werkt. Je moet voorstellingen bezoeken. Soms ken je de dirigent, de regisseur en de zangers, maar doe je toch weer een ontdekking. Of hoor je juist dat iemand die je bijna wilde casten toch niet meer aan de vocale vereisten van een bepaalde rol voldoet.”

Een goede rechterhand is ook essentieel, stelt Mulders. “Ik was lange tijd zelf de tweede man en heb daarvan geleerd dat je je heel erg moet openstellen voor je rechterhand. Je moet niet ijdel zijn, maar een teamplayer. Dat betekent soms dat je je eigen voorkeur overboord moet gooien.”

“Natuurlijk is het geen ‘Wunschkonzert’”

Sommige zangers azen op een vast contract in een solistenensemble, anderen behouden liever hun vrijheid als freelancer. Mulders denkt dat een ensemble veel voordelen heeft. “Als freelancer heb je het niet voor het kiezen. Je bent afhankelijk van je agent, de rollen die je aangeboden worden, etc. In een ensemble kun je met de leiding overleggen wat je graag zou willen zingen.”

“Natuurlijk is het geen ‘Wunschkonzert’”, vult hij aan. “Je moet ook weleens kleinere partijen zingen, dat hoort erbij. Jessica Muirhead is onze ster in het lyrische repertoire. Ze zingt de sterren van de hemel in alle grote lyrische sopraanrollen. Als Luisa Miller was ze bijvoorbeeld fantastisch. Maar ze zingt ook gewoon de Erste Dame in Die Zauberflöte.”

Een ensemble biedt je wel een beschermde omgeving, waarin je bijvoorbeeld iedere dag met een repetitor kunt werken. “Het is geen opleidingsinstituut, want je moet als zanger klaar zijn als je hier komt. Maar echt klaar ben je natuurlijk nooit. Je stem ontwikkelen vergt heel veel training. Hier word je gecoacht door goede mensen en kun je het vak verder leren.”

Gabrielle Mouhlen als Lisa in Pique Dame, de eerste nieuwe productie van het operaseizoen in Essen. (© Forster)

Mulders is blij met het ensemble dat hij na zes seizoenen heeft kunnen kneden. Bariton Martijn Cornet en mezzosopraan Karin Strobos, die hij bij zijn aantreden engageerde, hebben zich geliefd gemaakt bij het publiek en nemen na zes jaar afscheid. “Een goede tijd”, vindt Mulders. Anderen zijn vers in het ensemble, zoals de Nederlandse sopraan Gabrielle Mouhlen. “Zij zong in Otello, één van de allerbeste producties die we ooit gebracht hebben. Ze weet heel goed de mensen mee te nemen.”

Als zangers op het toneel staan te stralen, zoals Mouhlen in die productie van Otello of Jessica Muirhead in diverse succesproducties van de afgelopen jaren, straalt dat ook af op het huis. En op de intendant, zegt Mulders. “Dan ben je happy. Daar doe je het voor.”

“Ieder jaar werd me gevraagd: wanneer doe je eens een operette?”

Het nieuwe seizoen kon voor Hein Mulders en zijn team niet beter beginnen: door de WELT am Sonntag werd het Aalto-Musiktheater uitgeroepen tot beste operahuis van Nordrhein-Westfalen. Daar hoopt het gezelschap op voort te borduren met één van de meest diverse programmeringen van de afgelopen jaren.

Er zijn dit seizoen zes nieuwe producties. Op 12 oktober gaat Pique Dame in première, waarmee muziekchef Tomáš Netopil zijn Slavische speerpunt weer oppakt. Gabrielle Mouhlen zingt Lisa en Helena Rasker is de grafin.

Op 7 december volgt Das Land des Lächelns van Lehár. “Ieder jaar werd me gevraagd: wanneer doe je eens een operette?”, vertelt Mulders. “Maar je hebt maar vijf premières en er zijn vier eeuwen opera om uit te kiezen… De vraag bleef echter, dus brengen we er nu ongeveer één om het jaar.”

Op 25 januari gaat het zelden opgevoerde oratorium Cain, overo il primo omicidio van Scarlatti in première. Geënsceneerd. De productie markeert de terugkeer van regisseur Dietrich W. Hilsdorf, die maar liefst negentien producties in Essen ensceneerde. “Iedereen is enthousiast dat hij weer komt”, zegt Mulders. “In de cast hebben we twee bekende countertenoren: Philipp Mathmann en Xavier Sabata. Rubén Dubrovsky dirigeert. Hij weet goed hoe je met een modern orkest oude muziek kunt spelen.”

Na de musicalrevue Yesterdate (8 februari) volgt Don Carlo in een regie van Robert Carsen. “Die productie was een paar jaar geleden in Straatsburg te zien en opent in het najaar het seizoen van het Teatro La Fenice. Dat had veel voeten in de aarde, omdat het hele decor omgebouwd moest worden. Robert Carsen komt en is in de eindfase bij het repetitieproces betrokken.”

Voor de laatste première wordt ingespeeld op Netopils grote kracht: Mozart. De Nederlandse regisseur Floris Visser maakt een nieuwe productie van Le nozze di Figaro, die op 23 mei in première gaat.

Zie voor meer informatie over het seizoen in Essen de website van het Aalto-Musiktheater.

Vorig artikel

Nationale Opera Odessa speelt Trovatore

Volgend artikel

Opéra Royal de Wallonie brengt Glucks Orphée

De auteur

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman is journalist en muziekliefhebber. Hij richtte in januari 2009 Place de l'Opera op en leidt sindsdien het magazine.